Overheid

Dode bomen trekken Boerebomen aan

Geschreven door Bob de Wit

In het artikel ‘De machinist die de coronatrein in de afgrond reed’ van Willem Koert, gepubliceerd op 13 januari, wordt de vraag gesteld, ‘Waarom kunnen mensen als Marcelis Boereboom geen machinist worden maar wel de hoogste ambtenaar van een ministerie en zoveel schade aanrichten?’

 

Boereboom veranderde het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) in 2013-2017 ‘tijdens de toeslagenaffaire in een bureaucratisch en meedogenloos monster, waarbij 26.000 ouders op onheuse gronden als fraudeur werden bestempeld’.

In 2021 werd Boereboom secretaris-generaal bij Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) waar hij ‘de medische apartheid invoerde jegens ongevaccineerden en een censuurmachinerie opstartte die de mond snoerde van iedereen die iets van de gang van zaken zei’. Vlak voor Kerstmis 2023 stapte Boereboom op, na een rapport van het FNV waarin gesproken wordt van een ‘giftige werksfeer’ binnen VWS. ‘Tientallen procenten van de ondervraagden waren getuige geweest van sociale uitsluiting, pestgedrag en ridiculisering. Meer dan zestig procent van de ondervraagden keek uit naar een andere baan, negen procent had gedacht aan zelfdoding’. Het is goed dat het FNV is opgekomen voor de werknemers onder Boereboom, maar tevens opvallend dat er geen organisatie of mechanisme bestaat die opkomt voor burgers.

Boereboom wordt in het artikel gekarakteriseerd als een ‘topambtenaar met zijn ogen in zijn zakken, weinig verstand van zaken en een obscene ongevoeligheid voor onrecht en leed’. Kennelijk had de overheid behoefte aan een man met deze eigenschappen. De vraag is dus inderdaad hoe het mogelijk is dat mensen als Boereboom de hoogste ambtenaar worden, maar ook waar de behoefte van de overheid naar zo’n ambtenaar vandaan komt. En nog belangrijker: is het mogelijk om dit te voorkomen?

 

De industriële samenleving als dode boom

We bevinden ons in een bijzonder tijdvak, dat maar eens in de paar honderd jaar voorkomt: een maatschappelijke transitie naar een andere samenleving met een andere overheid.

Een belangrijke maatschappelijke transitie begon op 26 juli 1581 met het Plakkaet van Verlatinghe: de transitie van de agrarische samenleving (Society 1.0) naar een handelssamenleving (Society 2.0). De maatschappelijke transitie duurde zeven jaar. Vanaf 1588 was Nederland een Republiek, tot 1795 de Republiek der Verenigde Nederlanden geheten, van 1795 tot 1801 de Bataafse Republiek en van 1801 tot 1806 het Bataafs Gemenebest. De republikeinse periode duurde dus 218 jaar. De Staatsregeling voor het Bataafse volk uit 1798 (tijdens de Bataafse Republiek dus) maakte van Nederland formeel (en voor de eerste keer) een democratie. In 1806 werd Lodewijk Napoleon door Napoleon Bonaparte aangesteld als koning van Holland, en het toenmalige Nederland werd korte tijd een vazalstaat van het Eerste Franse Keizerrijk. Op 16 maart 1815 benoemde Willem van Orange zichzelf tot Willem I, koning der Nederlanden, en werd de soevereiniteit aan hem overgedragen – zonder democratische basis.

De overgang van een Nederlandse republiek naar een Nederlandse monarchie (tussen 1806 en 1815) duurde negen onrustige jaren. Ook de jaren erna bleef het onrustig. Zo werd in 1830 de zelfstandige staat België uitgeroepen en door de Europese landen erkend, en werd Nederland met een grondwetsherziening in 1848 weer een parlementaire democratie met het censuskiesrecht[1] – de basis voor het huidige stelsel van parlementaire democratie, waarin de macht van de koning is ingeperkt. De Tweede Kamer kreeg meer invloed en wordt sindsdien bovendien rechtstreeks gekozen.

In deze periode speelde nog een heel andere transitie: de industriële revolutie. Deze begon in 1764 in Engeland met de uitvinding van de allereerste machine door James Hargreaves: Spinning Jenny, een door een stoommachine aangedreven spinnewiel. De industriële revolutie vervolgde begin negentiende eeuw in de rest van Europa. De grondwetsherziening van 1848 – het ‘Huis van Thorbecke’ – kan beschouwd worden als het staatsrechtelijke begin van de industriële samenleving: Society 3.0. Dit betekent dat de belangrijkste economische waarde wordt gecreëerd door industriële massaproductie, terwijl in Society 2.0 handel de meeste economische waarde werd gecreëerd (in de ‘handelsrepubliek’).

In het begin van deze 21e eeuw is industriële massaproductie gaandeweg vervangen door digitale technologieën als belangrijkste bron van economische waardecreatie. Industriële bedrijven bevinden zich niet meer in de top van de grootste bedrijven ter wereld, dat zijn Big Tech (Apple, Alphabet (Google), Microsoft, Amazon, Tesla en Facebook, Big Finance (Berkshire Hathaway, Blackrock, JP Morgan Chase), en Big Pharma (Pfizer). De huidige tijd kan dan ook worden gezien als een transitie van een industriële samenleving (Society 3.0) naar een digitale samenleving (Society 4.0). Zoals de voorgaande maatschappelijke transities hebben geleerd duurt de huidige transitie een aantal onrustige jaren, waarin veel kenmerken van de voorbije industriële samenleving gaan veranderen.

De industriële samenleving Society 3.0 is aan het eind van de levenscyclus. Belangrijke onderdelen functioneren niet meer, waaronder het democratische systeem en de overheid. De huidige politiek en overheid zijn te vergelijken met een dode boom: het staat nog wel, maar op instorten. Dode bomen trekken andere dieren aan dan een gezonde boom: geen eekhoorns maar ‘ongedierte’. Laten we hen ‘Boerebomen’ noemen.

 

De digitale revolutie naar Society 4.0

De transitie naar een digitale samenleving wordt gevormd door een aantal fundamentele ontwikkelingen:

#1 Corporate States: Big Tech-bedrijven zorgen samen met hun aandeelhouders (Big Finance) voor de grootste economische waardecreatie. Deze bedrijven zijn inmiddels groter en rijker dan landen[2] (‘Nation States’) en dwingen met hun ‘terms and conditions’ de spelregels af. Wie deze ‘terms and conditions’ niet naleeft, wordt niet meer bediend. Deze bedrijven gedragen zich dus als ‘Corporate States’ (De Wit, 2021) zonder democratische feedback en controle.

#2 Non-Governmental Organisations (NGO’s): De grote publieke uitdagingen op wereldschaal zoals lucht-, water- en grondvervuiling en de plastic soep, worden behartigd door ongeveer 40.000 Non-Governmental Organisations NGO’s)[3], waaronder de World Health Organization (WHO), World Economic Forum (WEF) en het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC). Een aantal NGO’s legt verantwoordelijkheid af aan hun leden, maar op geen van deze NGO’s is er democratische feedback en democratische controle mogelijk.

#3 Belangenbehartiging: De belangen van de machtige en rijke wereldspelers worden behartigd door lobbyisten in diverse gremia, zoals de NAVO en de Europese Unie. In Europa zijn meer lobbyisten dan politici. Zo berekende de Vereniging van Nederlandse Gemeenten in 2019 dat er in Brussel zo’n 500 lobbykantoren zijn[4]. Daarbij komt dat de transparantie rond politieke besluitvorming in veel landen, waaronder Nederland, maar zeer beperkt is geregeld. Andor Admiraal van Transparency International schrijft hierover dat ‘Europa hierdoor de deur openhoudt voor directe en indirecte omkoping’[5]. Lobbyisten laten vooral in de vroege beleidsfase – buiten de publieke aandacht om – hun invloed gelden. Zij richten zich daarom niet alleen op volksvertegenwoordigers, maar ook en vooral op topambtenaren die verantwoordelijk zijn voor het ontwerpen en indienen van beleidsvoorstellen, regels en wetten. ‘Het is niet ongewoon dat lobbyisten kant-en-klaar uitgeschreven wetsteksten aanleveren’[6].

#4 Landelijke politici en topambtenaren: De dominantie van Corporate States en NGO’s, hun belangenbehartiging door lobbyisten en het ontbreken van democratische controle hebben grote invloed op het functioneren van landelijke politici en topambtenaren. Deze krachten en machten weerstaan is de meesten niet gegeven – en zo wel, dan is dat niet goed voor hun toekomst en hun carrière. Het resultaat is dat er een selectie plaatsvindt van landelijke politici en topambtenaren die zich ‘conformeren’ aan de krachten en machten van Corporate States en NGO’s en hun doelstellingen.

 

De Public Merit Score

In mijn boek Democratie 4.0’ heb ik betoogd dat het huidige democratische stelsel niet in staat is om de grote krachten en machten van Corporate States en NGO’s op nationale politici en topambtenaren te weerstaan. Ik heb in dit boek een nieuw ontwerp gemaakt van een directe democratie die daartoe wel in staat is. Het kan nog wel een paar jaar duren voordat een nieuw democratisch systeem zal zijn ingevoerd, en bovendien heeft een aantal Corporate States en NGO’s nu juist als doelstelling om de democratie af te schaffen en terug te gaan naar een feodaal systeem – maar nu op wereldschaal[7]. Maar inmiddels kan een belangrijk onderdeel van Democratie 4.0 wel worden ingevoerd: de Public Merit Score.

Een belangrijke bron van inspiratie voor de Public Merit Score is de ‘Social Credit Score’ in China. Digitale technologieën maken het mogelijk om elke burger een ‘burgerscore’ te geven, op basis van alle burgerlijke activiteiten, zoals betaalgedrag, surfgedrag, publieke uitingen en rijgedrag in het verkeer. Chinezen zijn niet automatisch burger, zij moeten hun burgerschap verdienen met een hoge Social Credit Score, waarmee toegang wordt verkregen tot publieke diensten als onderwijs en gezondheidszorg. Burgers weten wat hun burgerscore is, omdat die toegankelijk is gemaakt door de Chinese overheid. De basisgedachte van de Public Merit Score is dat niet (zoals in China) burgers maar alle politici en topambtenaren een score krijgen. Met een voldoende score mogen politici en ambtenaren zich kandidaat stellen voor een politieke positie (lidmaatschap van beide kamers, wethouder en burgemeesterschap) of voor een positie van topambtenaar (het niveau van directeur en hoger). Burgers zijn vrij zoals dat in de Westerse cultuur gebruikelijk is, ook als zij ambtenaar zijn. Maar de kandidatuur voor een positie als politicus of topambtenaar moet worden verdiend met een hoge Public Merit Score.

Het fundament van de Public Merit Score komt van de Oostenrijker Karl Popper (1902-1994), de belangrijkste wetenschapsfilosoof van de vorige eeuw[8]. Popper verhief in de jaren ’30 zijn stem tegen het totalitarisme en maakte zich hard voor de waarden en normen van de liberale democratie.

Vanwege het opkomende nationaalsocialisme in Oostenrijk besloten Karl Popper en zijn vrouw naar Nieuw-Zeeland te emigreren. Tijdens de Tweede Wereldoorlog schreef hij ‘The Open Society and Its Enemies’ wat in 1945 is gepubliceerd[9]. In dit boek voert Popper een pleidooi voor een open samenleving die beschermd wordt tegen zijn vijanden, en vraagt zich af hoe politieke instellingen het beste georganiseerd kunnen worden om te voorkomen dat slechte of incompetente regeringsleiders de burgers en de samenleving schade berokkenen. Popper stelde twee criteria voor politici: integriteit en deskundigheid. Dit zijn de twee factoren van de Public Merit Score.

Wie politicus of topambtenaar wil worden moet hoog scoren op integriteit en deskundigheid. Integriteit is een basisfactor. Alle relevante informatie van kandidaten voor een positie als politicus of topambtenaar wordt verzameld, inclusief directe belangenverstrengelingen (zoals contracten of commissariaten bij producenten van vaccins) en indirecte externe invloeden (zoals belangen van familieleden of aandelenportefeuilles). Cruciaal is hierbij volledige transparantie. Alle informatie wordt gepubliceerd op de website van de overheid. Elke burger krijgt toegang tot deze informatie, niet een selecte groep mensen in een ‘governance instituut’ omdat deze potentieel corrumpeerbaar is. Deskundigheid is gerelateerd aan de geambieerde politieke of ambtelijke functie. De benodigde deskundigheid voor een burgemeester verschilt van die van de Secretaris Generaal van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).

 

Boereboom

Marcelis Boereboom was de gedroomde kandidaat van Corporate States en NGO’s om het huidige democratische systeem van politiek en overheid – de dode boom – van de samenleving te vervreemden. Zijn eigenschappen ‘met zijn ogen in zijn zakken, weinig verstand van zaken en een obscene ongevoeligheid voor onrecht en leed’ maakte van hem een geschikte vazal van de machten en krachten van Corporate States en NGO’s, die ervoor zorgden dat hij Secretaris Generaal werd.

Het zal duidelijk zijn dat Marcelis Boereboom onvoldoende punten op de Public Merit Score had weten te verzamelen en dus niet had kunnen kandideren – en zo wel, dan was hij vanwege zijn verleden bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) in 2013-2017 nooit Secretaris-Generaal bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) geworden. Hetzelfde geldt overigens voor de recente politici op datzelfde ministerie.

 

 

[1] De kiezers bestonden in 1848 uit mannelijke burgers met een zeker vermogen en/of inkomen, gebaseerd op het betalen van belasting (het censuskiesrecht). In 1868 en later in 1917 werd dit stemrecht uitgebreid tot algemeen kiesrecht, en pas in 1919 kregen ook vrouwen kiesrecht.

[2] Apple bijvoorbeeld had in 2023 een omzet van ongeveer 400 miljard dollar met een netto winst van ongeveer 20 miljard dollar.

[3] Honderd jaar geleden waren er ongeveer 400 NGO’s. Zie voor de berekening: Bob de Wit, ‘Society 4.0’ (VMN, 2021).

[4] VNG-Magazine 10 mei 2019, pagina 24.

[5] Andor Admiraal, ‘Gebrekkige lobbywetgeving houdt Europa kwetsbaar voor beïnvloeding, ook Nederland blijft achter’, Transparency International, 13 februari 2024.

[6] Fabian Lefevere, ‘Lobbyen in de Kamer en de regering’, VRT NWS, 3 November 2019.

[7] Zie hiervoor hoofdstuk 6 van mijn boek ‘Society 4.0’ waarbij ik het perspectief van deze Corporate States en NGO’s de Elite Reset Society heb genoemd.

[8] De belangrijkste publicatie van Popper was ‘Logik der Forschung’ (Julius Springer, Hutchinson & Co, 1934), waarin hij deductieve methodiek introduceerde om wetenschappelijke hypothesen en aannames te valideren middels het ‘falsifieerbaarheidscriterium’: een wetenschapper moet een (voorlopig opgestelde) theorie proberen te weerleggen met alle mogelijke argumenten. Als dit niet mogelijk blijkt, bevestigt de afwezigheid van tegenstrijdig bewijs zijn theorie.

[9] ‘The Open Society and Its Enemies’ is in 1945 gepubliceerd (London: Routledge) in twee volumes: ‘The Spell of Plato’ en ‘The High Tide of Prophecy: Hegel, Marx, and the Aftermath’.

 

Over de auteur

Bob de Wit

Prof. Dr. Bob de Wit is Hoogleraar Strategisch Leiderschap, Nyenrode Business Universiteit, Voorzitter van de Coöperatieve Vereniging Society 4.0, en auteur van ‘Strategy: An international perspective (Cengage: 7e editie 2020), Society 4.0 (VMN, 2021), Democratie 4.0 (VMN, 2023)en Regio 4.0 (VMN, 2023).