Overheid

Modellen grijpen de macht

Geschreven door Willem Koert

In het centrum van de macht bevinden zich geen politieke partijen of mensen met macht, maar modellen. Hoe vernuftig ze misschien ook zijn, met de realiteit hebben ze alleen nog zijdelings te maken. De coronapandemie heeft laten zien waartoe het slaafs volgen van modellen kan leiden, analyseert technoloog Wouter de Heij. Hij houdt zijn hart vast voor de komende jaren.

 

Wie zich bezighouden met prangende problemen als de aanpak van de coronapandemie, de energietransitie of de stikstofcrisis herkent de metafoor van de rijdende trein die, eenmaal op gang gekomen, zich niet meer laat stoppen – ook als duidelijk is dat die opstoomt naar een beschadigde brug over een diep, heel diep ravijn. Eén van hen is Wouter de Heij, CEO van technologiebedrijf Top.

In elke supermarkt liggen producten die hun bestaan hebben te danken aan technologie die De Heij en zijn medewerkers hebben ontwikkeld. De Heij, opgeleid in Delft als procestechnoloog en in de jaren negentig neergestreken in Wageningen, is uitgegroeid tot een veelvuldig geraadpleegd expert op het gebied van de voedingsindustrie.

In een recent interview met binformedia.nl voorspelde De Heij hoe het conflict in Oekraïne, de energietransitie en, in het geval van Nederland, de stikstofcrisis zullen resulteren in een dramatische stijging van de voedselprijzen. In november 2022 was de prijs van voedsel volgens CBS bijna 16 procent hoger dan in 2021. Volgens economen zijn nog lang niet alle gestegen kosten in de huidige prijzen verrekend, en zullen de bedragen op de kassabonnen van de supermarkt nog verder oplopen.

Dat is op zichzelf al alarmerend, maar De Heij vreest dat de huidige prijsstijgingen in het niet zullen vallen bij die van de komende jaren. Binnen de Europese Unie zullen de prijsstijgingen bijdragen aan een diepe economische recessie, maatschappelijke onrust en een ongekende politieke instabiliteit. Buiten de Europese Unie zullen diezelfde prijsstijgingen de aanzet geven voor nog ingrijpender ontwikkelingen.

Legio individuen, bedrijven en organisaties in de voedselsector delen de zorgen van De Heij. Pogingen om politiek en bestuurders deelgenoot van die ongerustheid te maken, falen. Dat is typerend voor de bestuurscultuur en het wetenschappelijke klimaat van het nieuwe Nederland, die sinds de coronapandemie niet meer zijn te ontkennen. “Zodra de overheid beleid heeft gebaseerd op ‘de’ wetenschap, is het tegenwoordig gedaan met de discussie”, zegt De Heij. “Vanaf dat moment is de koers is uitgezet en is de karavaan vertrokken. Wie nu nog kritiek op de gids heeft, zet zichzelf buiten spel.”

 

Meerekenen

Desondanks mengde De Heij zich in de begindagen van de pandemie via sociale media en blogs en interviews onbekommerd in debatten over de verspreiding van het coronavirus en de zin en met name de onzin van maatregelen als de anderhalve meter afstand en het verplicht dragen van mondkapjes. “Ik ben een nerd”, zegt De Heij verontschuldigend. “Over politiek en beleidskeuzes heb ik meestal niet zo’n sterke mening, maar als het gaat om onderzoek, cijfers en modellen waarop beleid is gebaseerd, ben ik geïnteresseerd.”

Toen het coronavirus in Nederland kwam, ging De Heij informatie verzamelen. Toen het RIVM voorspellingen naar buiten bracht, ging hij meerekenen. Al snel werd hem duidelijk hoe zwak de wetenschappelijke onderbouwing van de adviezen en maatregelen van de overheid was. Tegelijkertijd werd hem ook duidelijk dat wie dat aankaartte, zichzelf op glad ijs begaf. Hoe gammel de wetenschap ook was waarop het beleid was gebaseerd, wie de onderbouwing aanviel gedroeg zich ‘onwetenschappelijk’ of zelfs ‘onverantwoord’. Dat patroon ziet De Heij ook terug in andere wetenschappelijke discussies over de basis van beleid, zoals de energietransitie en de stikstofcrisis.

In die laatste crisis heeft De Heij zich grondig verdiept, niet alleen uit interesse, maar ook omdat hij zich zorgen maakt over de toekomst van de voedingsindustrie. Die drijft op een steeds kleiner wordende kurk van iets meer dan vijftigduizend boerenbedrijven.

“Als ik in het buitenland vertel hoe smal de basis van misschien wel de meest succesvolle tak van onze economie is, geloven ze me niet”, zegt De Heij. “Als ik dan ook nog vertel hoe we hier met onze primaire producenten omgaan, vragen ze zich af of wij wel weten waar we mee bezig zijn.”

 

Meten is duur

“Je hoort vaak dat de stikstofcrisis een gecreëerd probleem is”, zegt De Heij. “Dat klopt, maar het is eufemistisch geformuleerd.” De kiem voor het probleem werd gelegd in Europese regelgeving die actief werd op de valreep van de vorige eeuw, de Habitatrichtlijnen. Die hielden in dat de Europese landen natuurgebieden aanwezen – de Natura 2000-gebieden – en zich verplichtten om de natuurwaarden van die gebieden te beschermen of, als dat mogelijk was, te verbeteren. Hoe dat precies moest, konden de landen zelf bepalen.

Nederland koos ervoor om de natuurlijke waarde van natuurgebieden te bepalen aan de hand van de hoeveelheid stikstof die op het bewuste gebied terechtkomt – de stikstofdepositie. “Dat is een keuze”, zegt De Heij. “Je zou natuurlijk ook andere criteria kunnen gebruiken om de natuurkwaliteit te meten.” Een alternatief zou zijn om biologen te vragen om de soortenrijkdom van een gebied te beoordelen, maar zo’n exercitie kan in de papieren lopen.

De Nederlandse overheid heeft er vervolgens ook voor gekozen om de hoeveelheid stikstof die terechtkomt in een natuurgebied niet te meten, maar in te schatten aan de hand van een model.

Dat model heet Aerius. Het is ontwikkeld door wetenschappers van RIVM en Wageningen UR. “De ontwikkeling van Aerius begon toen het geloof in ICT op zijn hoogtepunt was”, zegt De Heij. “In diezelfde periode werd duidelijk dat daadwerkelijk meten geld kost. Modelleren was goedkoper.”

De makers van Aerius hebben Nederland onderverdeeld in een lappendeken van zeshoeken. Aan de hand van gegevens over onder meer de bedrijvigheid in de zeshoeken schat het model hoeveel stikstof in de vorm van bijvoorbeeld uitlaatgassen en mest terechtkomt in de Natura 2000-gebieden, Voor elke type Natura 2000-gebied – bos, weide, arme gronden – is gekozen voor een kritische depositiewaarde. Dat is de hoeveelheid stikstof die de modellenbouwers nog net acceptabel vinden. Zorgt een boerenbedrijf er volgens Aerius voor dat de kritische depositiewaarde van een nabij natuurgebied wordt overschreden, dan heeft dat bedrijf nu een probleem met de overheid.

Of het bewuste bedrijf ook echt voor een overschrijding van de kritische depositiewaarde zorgt, is niet relevant – laat staan of dat bedrijf inderdaad de natuurwaarde in het terrein vermindert. Het is een situatie die doet denken aan de science-fiction-film Minority Report (2002), waarin mensen worden vervolgd en veroordeeld voor misdrijven die ze mogelijk zullen gaan plegen. De plot van de film is dat het systeem, dat toekomstige misdrijven opspoort, allerminst perfect is. Maar omdat iedereen van de onfeilbaarheid van het systeem is overtuigd, is wie ten onrechte door het systeem als potentiële misdadiger wordt aangewezen volstrekt kansloos.

 

Kritiek

“Op Aerius is van alles aan te merken”, zegt De Heij. “In het model zijn om te beginnen allerlei keuzes gemaakt waarover je kunt twisten. Ten tweede zijn delen van het model zelf discutabel.”

Een kritiekpunt van de eerste categorie is dat het model gebieden classificeert zonder rekening te houden met hun cultuurhistorie, zei Louise Fresco, tot voor kort de hoogste bestuurder van Wageningen UR, een paar maanden geleden in een interview. Er zijn bijvoorbeeld in Oost-Nederland Natura 2000-gebieden die door eeuwen van over-intensieve landbouw zijn verarmd, en stikstofarm zijn. Aerius beschouwt die staat als ‘natuurlijk’, met alle gevolgen voor de landbouw van dien.

Een prominent kritiekpunt dat betrekking heeft op het model zelf, is de manier waarop volgens Aerius stikstof direct via de lucht op de grond terecht kan komen. Dat heet ‘droge depositie’ in Aerius.

Tegenover ‘droge depositie’ staat ‘natte depositie’. Natte depositie houdt in dat stikstofverbindingen, vooral afkomstig uit uitlaatgassen en industriële uitstoot, oplossen in water en vervolgens neerregenen op natuurgebieden. “Natte depositie is niet omstreden”, zegt De Heij. “Maar het idee dat stikstofverbindingen direct vanuit de atmosfeer kunnen neerdwarrelen op een lap grond is dat wel.”

 

Wurggreep

Al met al wijkt Aerius zoveel af van de werkelijkheid dat, zeker als je inzoomt op een specifiek gebied of bedrijf, het model nauwelijks nog iets zinnigs over die werkelijkheid zelf zegt. In 2020 kwam de Commissie Hordijk tot een eensluidende conclusie, in een weliswaar hoffelijk geformuleerd maar vernietigend rapport.

De rol van Aerius was misschien beperkt gebleven als milieuorganisaties als Mobilisation for the Environment, geen rechtszaak had gewonnen tegen landbouwbedrijven die volgens Aerius te veel stikstof zouden uitstoten. Door die uitspraak kreeg Aerius tanden en ging Nederland op slot.

De enige mogelijkheid die het kabinet nog ziet om Nederland te bevrijden uit de wurggreep van Aerius, is het beëindigen van uiteindelijk misschien wel duizenden landbouwbedrijven. De gevolgen voor de getroffen boeren, maar ook voor de voedingssector en uiteindelijk ook de voedselprijzen, zullen immens zijn.

 

De modellen regeren

“Ik houd van modellen en ik haat ze”, zegt De Heij. “Ik houd ervan omdat je ermee kunt spelen. Modellen kunnen je een idee geven van wat het weer gaat worden, of welke obstakels een bedrijf op zijn pad kan vinden. Maar een groot nadeel van modellen is dat onze bestuurders steeds minder goed weten wat de beperkingen zijn van modellen. Ze laten de modellen regeren, zoals Pieter Omtzicht terecht heeft opgemerkt. En daarom haat ik ze.”

Modellen creëren een kunstmatige werkelijkheid, die beleidsmakers het idee geven dat ze de werkelijkheid kunnen controleren. Dat is zeker het geval als die beleidsmakers geen bèta-achtergrond hebben en de beperkingen van hun modellen niet goed kunnen inschatten. De aanpak van de coronapandemie heeft laten zien hoe beslissingen kunnen uitpakken als een beleid wordt gebouwd op modellen, zonder die eerst kritisch op hun waarde te beoordelen. De maatregelen stopten het virus nauwelijks en richtten enorme schade aan. Er zijn geen redenen om aan te nemen dat de aanpak van de stikstofcrisis succesvoller zal zijn.

Als modellen eenmaal in gebruik zijn, is het nauwelijks nog mogelijk om ze uit te schakelen. Ook als er signalen zijn dat ze niet voldoen, blijven ze actief. “Tientallen wetenschappers hebben hun carrière gebouwd op de ontwikkeling van modellen als Aerius”, verklaart De Heij. “Zij zijn de experts. Als een overheid besluit om een model tegen het licht te houden, zijn het vaak die experts die deze klus mogen klaren. Als de slager zijn eigen vlees keurt, staat de uitkomst eigenlijk al vast.”

De macht van modellen is zo groot geworden dat ze, op het moment dat de cijferblinde overheid ze gaat gebruiken, een einde maken aan het discussie en debat. En dat is misschien wel hun meest desastreuze eigenschap. “In politieke discussies stel je als samenleving vast wat je nu precies wilt”, zegt De Heij. “Als we in dit land stikstofdepositie werkelijk zo belangrijk vinden, waarom streven we dan niet naar een kleinere bevolking? Waarom verhuizen we dan niet collectief naar Oost-Europa, zodat hier de stikstofdepositie omlaag kan? En wat moet we dan met immigratie? Is het streven om de bevolking van Nederland verder te laten groeien wel verenigbaar met een ongebreidelde groei van het aantal immigranten?”

Ook vragen over de toekomst van de voedselvoorziening komen niet aan de orde. Hoe moet Nederland zijn groeiende bevolking voeden? Stadstaten als Singapore, die nauwelijks nog landbouw hebben, moeten zich in allerlei bochten wringen om hun voedselvoorziening veilig te stellen. Is dat ons voorland? En willen we dat?

“Die discussies zijn essentieel, maar we voeren ze niet”, zegt De Heij. “In plaats daarvan voeren we uit wat de modellen als Aerius ons ingeven.” En dus bezweren we de stikstofcrisis door de levens van duizenden boeren op hun kop te zetten, één van de belangrijkste nationale economische sectoren te beschadigen en de voedselvoorziening in gevaar te brengen. Of we daardoor onze natuur ook echt beschermen, moeten we nog maar afwachten. “Vanuit het perspectief van onze overheid is deze gang van zaken misschien volstrekt logisch”, zegt De Heij. “Maar vanuit praktisch elk ander perspectief niet.”

 

Over de auteur

Willem Koert

Willem Koert is gedragswetenschapper, freelance wetenschapsjournalist en blogger. Hij bestudeerde de bodybuildingsubcultuur, de zwarte markt voor dopingmiddelen en de opkomst van nieuwe recreatieve drugs en dopingmiddelen. Zijn journalistieke producties over gezondheid, voeding, suppletie en beweging verschenen onder meer in de Volkskrant, de Gezondgids en Men’s Health.