Op woensdag 31 mei vond in het Paleis van Justitie in Den Haag het hoger beroep plaats bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (CTZ) over een artikel van psychiater Veling over complotdenkers.
Veling had in een artikel in het Tijdschrift voor Psychiatrie van november 2021 vergelijkingen gemaakt tussen de ideeën van complotdenkers en paranoïde wanen. Dit artikel vormde in eerste instantie voor oud-advocaat Frank Stadermann reden om, mede namens enkele andere personen, een klacht tegen Veling in te dienen bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg in Zwolle. De voorzitter van dat college nam de klacht niet in behandeling, omdat hij vond dat klagers niet aannemelijk hadden gemaakt dat zij in hun belangen waren geschaad. Derhalve ging Stadermann in beroep bij CTG in Den Haag.
Daar konden op 31 mei in een goed gevulde zaal van het Paleis van Justitie Stadermann en zijn collega mr M. Kremer die Veling bijstond hun pleitnota’s voordragen. Opmerkelijk was dat Veling zelf niet aanwezig was. Kremer gaf aan dat hij Veling had geadviseerd niet naar de zitting te komen omdat hij nogal vervelende e-mails had ontvangen met een dreigende inhoud. Wat het één met het ander te maken had maakte Kremer niet duidelijk. Belangrijker was evenwel dat er geen kritische vragen vanuit het tuchtcollege kwamen om op één of andere wijze duidelijk te maken dan wel te laten zien wat deze e-mails inhielden. Kremer kon dus zonder enige onderbouwing claims ten toon spreiden en een sfeer creëren waarin zijn cliënt in een underdogspositie werd neergezet.
Stadermann betoogde dat Veling onder het mom van de wetenschap een artikel heeft gepubliceerd waarin hij een groep mensen beledigt. Hij vergelijkt die groep mensen met mensen die aan een psychose lijden. De groep mensen waarop hij het oog heeft, zijn zogenaamde “complotdenkers”. Nu laat Veling na aan te geven wat hij precies onder complotdenkers verstaat. Ze hebben opvattingen bij voorbeeld die kritisch zijn ten aanzien van de zogenoemde coronacrisis. Zulke mensen die de heersende (opgelegde) opvatting kritiseren, noemden we vroeger “dissidenten”.
Complotdenkers zijn gewoon ook mensen, zij hebben alleen meningen die afwijken van de gangbare opvattingen. Zij zijn kritisch.
Veling zegt over complotdenkers dat hun opvattingen overeenkomsten vertonen met paranoïde wanen. Veling heeft, zoals reeds gesteld, niet omschreven wat hij verstaat onder een complotdenker. Dat is een ernstig gebrek in zijn betoog. Want daarmee laat hij er misverstand over bestaan wie in zijn visie als psychiatrisch patiënt moeten worden beschouwd. Daarmee voldoet het artikel niet aan de wetenschappelijke standaarden.
De term complotdenkers is vaag en beledigend. Een onderzoek zonder kaderstelling en specifieke definitie leidt tot het stigmatiseren van een groep met een ongewenste mening. Dat is ook gebeurd. De media hebben het bericht gretig opgepikt. Stadermann verwees naar de analyse van Veling’s artikel op OverNu, waarin aangegeven wordt dat het artikel de wetenschappelijke toets der kritiek niet doorstaan.
Stadermann gaf aan dat hij Veling het liefst op de man af zou willen vragen of hij met de kennis van nu nog steeds vindt dat de complotdenkers die in augustus 2020 op het Malieveld in Den Haag protesteerden tegen de coronamaatregelen toen last hadden van wanen.
Stadermann vroeg zich vervolgens af: waarom tillen ‘wij klagers’ – en veel mensen die met deze klacht blijken te sympathiseren – zo zwaar aan deze publicatie? Omdat hij ernstig beledigend is. En juridisch hier relevant is dat voor alle dissidenten (“complotdenkers”) een gang naar de psychiater ernstig bemoeilijkt is. Het artikel van Veling heeft alle psychiaters in Nederland bereikt. Een psychiater die iemand met dissidente opvattingen in de behandelkamer krijgt zal nu snel een etiket van complotdenker opgeplakt krijgen. Een dergelijke patiënt krijgt dus geen faire kans op een goede behandeling.
Dit illustreert mede waarom alle klagers rechtstreeks in hun belang zijn getroffen. Wij kunnen niet meer veilig naar een psychiater.
Vroeger noemde men, zoals gezegd, mensen die de overheid kritiseerden, “dissidenten”. De geschiedenis laat zien wat er met dissidenten kan gebeuren. De psychiatrie heeft zich in de geschiedenis laten misbruiken om dissidenten monddood en ècht dood te maken. In het Duitsland van de jaren dertig speelden de psychiaters een belangrijke rol bij het uitmoorden van honderdduizenden mensen in het kader van de eugenetica. In de Sovjet Unie werden dissidenten opgesloten in psychiatrische instellingen en ze werden koest gehouden met medicijnen. Wladimir Boekovski bij voorbeeld zat twaalf jaar opgesloten. Psychiaters gedroegen zich als misdadigers ten faveure van de overheid.
Veling speelt gevaarlijk spel. Hij draagt bij aan het creëren van een klimaat waarin dissidenten worden uitgekotst en ziek worden verklaard. Dat is een gevaarlijke ontwikkeling.
Veling verweert zich met de stelling dat hij alleen maar wetenschappelijk onderzoek heeft gedaan. Dát hebben in het verleden meer wetenschappers gezegd. Dat waren wetenschappers die met een verkokerde blik in extase naar hun laboratoriumbuisjes zaten te kijken, zonder zich af te vragen wat de maatschappelijke implicaties van hun ontdekkingen konden zijn. Kortom, het gevaarlijkste soort wetenschapper dat je je kunt indenken. Talrijk zijn de slachtoffers van wetenschappers die “alleen maar” onderzoek deden. Veling maakt zich ook schuldig aan diagnose op afstand.
‘Wij klagers’ wachten af wat uw college zal beslissen, betoogde Stadermann. Maar ook als Veling vrijuit zou gaan, hebben wij belangrijk werk gedaan. We hebben de geschiedschrijving geholpen. Er komt namelijk een moment dat op deze tijd zal worden terug gekeken. En dan zal men zich verbijsterd afvragen hoe mensen zo met elkaar konden omgaan; hoe mensen die in hun corona-kritiek gelijk bleken te hebben, zo uitgekotst, gepathologiseerd en gecriminaliseerd konden worden. Eén naam zal dan sowieso naar boven komen. Daarvoor hebben we door deze klacht en de publiciteit daarom heen, gezorgd.
Tot zover, kort weergegeven, het betoog van Stadermann.
Hierna kon Kremer namens zijn client Veling het woord voeren. Kremer ging zowel in op de ontvankelijkheid als de gegrondheid van de klacht. Hij is van mening dat het een ieder vrij staat te denken en te vinden wat hij wil. In dat licht moet het artikel van Veling dan ook worden beoordeeld.
Kremer vond het beoordelen van de ontvankelijkheid in het algemeen een moeilijke zaak en in dit geval helemaal. Wie zijn nu wel en niet direct belanghebbende en wanneer heeft iets voldoende weerslag op de individuele gezondheidszorg? Hij vond daarom het oordeel van het Regionaal medisch Tuchtcollege in Zwolle goed te begrijpen. Hij vraagt zich af wie dan eigenlijk complotdenkers zijn en geeft vervolgens aan dat hij in het doolhof van vragen en voorstellingen het spoor al snel bijster is geraakt en laat het graag aan het CTZ over om de vraag naar de ontvankelijkheid te beantwoorden.
Daarna ging Kremer in op de gegrondheid van de klacht, hetgeen hij ook weer als een interessante vraag ziet. Hij noemt uitvoerig de uitspraak van het tuchtcollege in Zwolle en omarmt deze als het ware.
Veling is niet alleen arts maar ook wetenschapper en mag onderzoek doen. Kremer is gaan zoeken in de literatuur en stelt vast dat er wel het één en ander over complotdenken en wanen is gepubliceerd. Hij doet dat overigens niet op een manier zoals gebruikelijk is, namelijk door te zoeken in hoog aangeschreven medische zoekmachines zoals PubMed of Embase, maar gewoon in Google. Hoe dan ook stelt Kremer dat het wetenschappelijk gezien om een relevant en ook erkend en ook actueel onderzoeksthema gaat. Dat het artikel is geaccepteerd door het Tijdschrift voor Psychiatrie laat zien dat het kennelijk voldoet aan de normen die dit tijdschrift stelt.
Tot zover de advocaat van de psychiater.
Samengevat zou ik Kremer’s betoog willen omschrijven als vergoelijkend. Volgens Kremer is er eigenlijk niet echt veel aan de hand. Hij begrijpt het allemaal niet zo goed en vindt het vooral een semantische discussie. In de slotbetogen kwamen geen nieuwe gezichtspunten naar voren.
De voorzitter van het tuchtcollege kon niet aangeven wanneer de uitspraak zou zijn. Ze gaf wel aan dat men aan het college moeilijke vragen heeft voorgelegd.