Publicaties

‘Zijn complotdenkers psychotisch?’

Geschreven door Dick Bijl

Het artikel van psychiater Veling et al. in het Tijdschrift voor Psychiatrie beoogt het ‘kritisch beschouwen van relevante literatuur over complotdenken en paranoïde wanen.’ Ik heb tegen dit artikel, waarover binnenkort een zaak dient bij het Medisch Tuchtcollege, diverse bezwaren waarvan ik er hier een aantal bespreek.

 

Het is allereerst gebruikelijk om een dergelijk artikel dat literatuur beschouwt een literatuurstudie te noemen ofwel een literatuuroverzicht. Literatuurstudies kunnen onderscheiden worden in systematische en niet-systematische ofwel narratieve. Bij een systematisch literatuuroverzicht geven de auteurs aan in welke gegevensbestanden ze hebben gezocht en met welke zoektermen ze dat hebben gedaan en ze bespreken de in- en uitsluitcriteria van de gevonden artikelen die ze willen gebruiken. Hiermee kunnen andere onderzoekers namelijk eenzelfde zoekactie verrichten en controleren of die juist en volledig is geweest. Daardoor is een systematisch literatuuroverzicht een waardevol instrument.

Veling et al. geven geen zoekactie aan dus is het niet mogelijk om te controleren of de gebruikte literatuur volledig is. Aangegeven wordt dat de ‘relevante’ literatuur wordt beschouwd. Het wordt echter niet duidelijk wat de definitie van relevant is. Ook het begrip ‘kritisch’ wordt niet nader omschreven en dat is van groot belang omdat de auteurs zich herhaaldelijk onkritisch uitlaten en selectief citeren, zoals ik verderop laat zien

De genoemde problemen leiden uiteindelijk tot een artikel dat in methodologisch opzicht sterk onvoldoende is. Dat de auteurs zelf spreken van een verkennend onderzoek doet daar niets aan af. Door het ontbreken van een zoekactie en trefwoorden komen nogal merkwaardige bronnen aan bod. Zo is de referentie naar Jameson een boek over marxisme. Als de auteurs menen dat het marxisme ook een complottheorie is, is dat en passant voor hen mooi meegenomen. Voorts wordt door het artikel van Broyd te citeren nog even een neuropsychologische basis verondersteld voor wanen waarmee de auteurs onderstrepen dat zij ernstig vooringenomen zijn. Dat artikel gaat echter over een ‘model’, er wordt in het geheel niets bewezen.

De definitie van complottheorie en -denken is overigens slecht omschreven. Dat past binnen het diagnostisch model dat in de psychiatrie wordt gehanteerd: bij het ontbreken van harde klinische criteria van lichamelijk en aanvullend onderzoek is de psychiatrische diagnostiek  een die ons weinig verder brengt.

Het begrip ‘complottheorie’ is niet opgenomen in de DSM-5.[2] Daarin is wel de term ongespecificeerde communicatiestoornis opgenomen. Ik noem dit omdat het artikel van Veling et al. aan de voorwaarden voldoet om gezien te kunnen worden als een symptoom van een ongespecificeerde communicatiestoornis: ‘…het niet voldoet aan de criteria voor een communicatiestoornis of een specifieke ontwikkelingsstoornis en hij of zij manifestaties beschrijft waarbij onvoldoende informatie beschikbaar is om een specifiekere classificatie toe te kennen.’

Dit overziend komt de vraag op of de auteurs zelf complotdenkers zijn. Op pagina 776, rechter kolom, laatste regels lezen we: ‘Complotdenkers versimpelen de werkelijkheid door een eenduidige, definitieve verklaring voor gebeurtenissen te kiezen, informatie te selecteren die daarbij past en vervolgens geen ruimte meer toe te laten voor alternatieve verklaringen’. Is dit nu niet precies wat Veling doet? Hij citeert selectief de literatuur, geeft tegenstanders geen gelegenheid commentaar te leveren, gaat niet in discussie, en kent zichzelf deskundigheid toe die hij niet heeft.

Het probleem dat het artikel van Veling oproept, namelijk de eenzijdige en niet-wetenschappelijke insteek, zien we terug in andere publicaties van Veling. Ik heb er enkele gelezen en kom tot de conclusie dat Veling geen wetenschappelijk genie is en niet in staat is om hoofd- en bijzaken te onderscheiden. In die artikelen maakt hij dezelfde methodologische fouten als hierboven beschreven.[3] Lerend vermogen ontbreekt bij Veling.

In dit verband is ook van belang pag. 777 rechter kolom tweede alinea van onderen: ‘In gesprekken met complotdenkers blijkt vaak dat objectiveerbare feiten en rationele argumenten niet doorslaggevend zijn. Net als bij mensen met paranoïde wanen is de overtuiging niet vatbaar voor logische bewijzen.’ Dit verwijt treft de psychiatrie regelmatig, ze wordt beschuldigd van pseudowetenschap.[4] Van pseudowetenschap is volgens Popper sprake als hypothesen op grond van tegenstrijdige onderzoeksresultaten dermate vaak worden aangepast dat ze immuun worden voor weerlegging.

Veling’s visie valt in feite zelf onder de definitie van een waan die hij omschrijft als (pag. 776, linker kolom tweede alinea): ‘De kern van een waan is volgens DSM-5 dat het om een onjuiste hardnekkige overtuiging gaat die niet vatbaar is voor verandering ondanks bewijs voor het tegendeel.’

Deze gevolgtrekking past ook geheel in het beeld dat er in het algemeen over de psychiatrie en psychiaters bestaat. Zij gaan de wetenschappelijke discussie over bijvoorbeeld het nut van psychofarmaca uit de weg, citeren de wetenschappelijke literatuur selectief en tonen regelmatig hun gebrek aan methodologische kennis.

 

 

Een tweede punt van kritiek is dat het artikel wemelt van termen als lijkt, zou, zou kunnen, mogelijk, naar alle waarschijnlijkheid, zeer onwaarschijnlijk. Dergelijke termen duiden op de onmogelijkheid van de auteurs om zinvolle en waar mogelijk causale inferenties te trekken uit de aangehaalde literatuur.

Een derde punt van kritiek is het gegeven dat de auteurs en dan met name Veling zelf niet in staat zijn te bepalen of de vaccins werkzaam zijn, of bijwerkingen al dan niet onder-gerapporteerd worden en of het coronavirus al dan niet uit het laboratorium in Wuhan is ontsnapt. Daarmee vervalt de wetenschappelijke basis van zijn artikel. Wellicht is het de auteurs ontgaan dat er behoorlijk wat methodologische kritiek is op de vaccinonderzoeken van met name Pfizer, ook in vooraanstaande medische tijdschriften zoals de British Medical Journal en dat vooraanstaande wetenschappers andere ideeën hebben over de ernst van de pandemie.[5] Of menen zij dat ze die discussie wel aan kunnen?

De auteurs schrijven op pagina 776 rechter kolom tweede alinea ‘Tegelijkertijd maken onduidelijkheid over de aard, het beloop en bestrijding van de pandemie alternatieve verklaringen aantrekkelijk.’ Auteurs zijn psychiaters, psychologen en sociologen alsmede een verpleegkundige. Ik zie geen epidemiologische, methodologische en statistische deskundigheid bij deze auteurs. Aan de orde is dus de kennis en de bronnen waarop zij zich baseren. Of is het nu de norm geworden dat psychiaters bepalen wat in de virologie, de epidemiologie en methodologie bewezen is en wat niet?

Ten vierde ontbreekt bij belangrijke uitingen in het artikel de onderbouwing. Bijvoorbeeld pag. 777 laatste regel linker kolom; pag. 777 tweede alinea van onderen: wat is de correlatiecoëfficiënt want anders weten we nog niets?; welke referenties horen bij figuur 1?

 

Samenvatting en conclusie

Psychiater Veling en zijn collega’s maken in hun artikel over complotdenkers elementaire methodologische fouten die in een wetenschappelijk bedoeld artikel niet thuishoren. Ter verdediging kan worden aangevoerd dat de meeste psychiaters niet zijn geschoold in epidemiologie, methodologie en statistiek. Dan zijn er twee alternatieven: of men bemoeit zich niet met dit onderwerp of men trekt het artikel terug uit de wetenschappelijke literatuur.

Er is niet veel inzicht voor nodig om te zien dat Veling et al. zelf voldoen aan de definitie van complotdenkers en zelfs dat ze waanideeën hebben.

Wat de reden geweest moge zijn dat het Tijdschrift voor Psychiatrie een dergelijk wanproduct heeft willen plaatsen is volstrekt onduidelijk. De vraag dient zich aan wat de onderbouwing, toepasbaarheid en wenselijkheid van dit artikel is. Maar kennelijk was dat voor de redactie geen overweging. Op vragen naar de aard van de peer review die heeft plaatsgevonden en discussies in de redactie, kwam geen antwoord.

 

 

[1] Veling W et al. Zijn complotdenkers psychotisch? Een vergelijking tussen complotdenkers en paranoïde wanen. Tijdschr Psychiatrie. 2021;63: 77581.

[2] American Psychiatric Association. Handboek voor de classificatie van psychische stoornissen (DSM-5). Nederlandse vertaling van Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, Fifth Edition. Amsterdam: Boom, 2014.

[3] Veling W, et al. Migration and psychotic disorders. Expert Rev. Neurother. 2011;11:65–76. Veling W et al. Brave New Worlds—Review and Update on Virtual Reality Assessment and Treatment in Psychosis. Schizophr Bull. 2014;40:1194–97.

[4] Gøtzsche PC. Dodelijke psychiatrie en stelselmatige ontkenning. Rotterdam: Lemniscaat, 2016.

[5] Gøtzsche PC. The Chinese virus: killed millions and scientific freedom. Institute for Scientific Freedom: Copenhagen, 2022. Bijl D (red.) Voorbij de pandemische chaos. Goed op weg? Utrecht, 2022. Doshi P. Pfizer and Moderna’s ‘95% effective ’vaccines- we need more details and the raw data. BMJ 2021. Ioannidis JP. Reconcilling estimates of global spread and infection fatality rates of COVID-a9: an overview of systematic evaluations. Eur J Clin Invest 2021;51:e13554.

 

Over de auteur

Dick Bijl

Dick Bijl is oud-huisarts en epidemioloog. Hij is president van de International Society of Drug Bulletins en was jarenlang hoofdredacteur van het Geneesmiddelenbulletin, een tijdschrift dat onafhankelijk nieuwe farmaceutische producten evalueert voor artsen en apothekers. Bijl schreef meerdere boeken, zoals Het Pillenprobleem en Griep – prikken, slikken of heel voorzichtig niets doen?. Hij promoveerde in 2006 aan de Vrije Universiteit.