Wetenschap

Zwangerschapsperikelen

Geschreven door Dick Bijl

Tijdens de coronapandemie kwamen er veel vragen over het gebruik van coronavaccins in de zwangerschap. Van de meeste vaccins was in de productinformatie opgenomen dat er geen onderzoeksgegevens over bekend waren. Dat gold ook voor de toepassing bij het geven van borstvoeding. Overheidsdienaren, onvoldoende in de materie ingewijde beoordelaars en organisaties die zich bezighielden met de veiligheid van medicijnen, gaven groen licht voor het gebruik in de zwangerschap.

 

Dat advies was niet gebaseerd op goed wetenschappelijk bewijs, maar vooral op theoretische overwegingen. De resultaten van Covid-19- vaccinonderzoek in de zwangerschap zijn nu eindelijk gepubliceerd.

 

Onvoldoende onderzocht

Als artsen zich gaan baseren op theoretische overwegingen dan is dat vragen om problemen. In Voorbij de pandemische chaos, dat eind 2022 werd gepubliceerd, heb ik destijds over het gebruik van coronavaccins in de zwangerschap het volgende geschreven:

‘Bij de marktintroductie van de coronavaccins was er vrijwel geen onderzoek gedaan naar de effecten van de vaccins op het verloop van de zwangerschap, op het ongeboren kind en op het geven van borstvoeding: van de mRNA-vaccins waren geen gegevens bekend, van de vaccins van Janssen en AstraZeneca in zeer beperkte mate. Het was daarom voor zwangeren een uiterst moeilijk te beantwoorden vraag of zij zich moesten laten vaccineren. De wijze waarop werd gecommuniceerd over het ontbreken van bijwerkingen in het algemeen droeg bepaald niet bij aan de geloofwaardigheid van de autoriteiten.

 Het verbaasde dat de registratieautoriteiten de fabrikanten van de coronavaccins niet opdroegen om het ontbrekende onderzoek bij de marktintroductie alsnog te laten uitvoeren. Eind juni 2022 was in de productinformatie van de vaccins geen nieuwe informatie hierover beschikbaar. Wel lezen we op de website van het CBG en de EMA in januari 2022 dat studiegegevens over het gebruik van coronavaccins in de zwangerschap geruststellen.

De studies bevestigen dat de coronavaccins geen risico geven op miskramen, vroeggeboorten of andere problemen bij ongeboren baby’s. De zwangeren die deelnamen aan het onderzoek waren in het tweede of derde trimester van de zwangerschap.

 De EMA baseert zich op een aantal observationele onderzoeken.[1] Deze onderzoeken hadden een aantal meer of minder ernstige methodologische tekortkomingen, zoals onderzoek uit lage categorieën van wetenschappelijk bewijs, te korte follow-up waardoor problemen in de perinatale periode onvoldoende konden worden onderzocht, ontbreken van een duidelijke onderzoeksvraag en onderzoek gebaseerd op door personen zelf-gerapporteerde gegevens. Op basis van deze artikelen kwam ik niet verder dan de constatering dat er mogelijk een aanwijzing is voor ontbreken van korte termijneffecten, maar dat er grote methodologische tekortkomingen in de onderzoeken zitten om zekerheid te kunnen geven. Bovendien zijn lange termijneffecten niet onderzocht. Kortom, onvoldoende om vrouwen gerust te stellen.’

De autoriteiten die in het leven waren geroepen om burgers te beschermen deden dus precies wat ze niet hadden moeten doen – namelijk teruggaan naar de periode waarin medicijnen werden toegelaten door inhoudelijk niet-deskundige artsen.

 

Onderzoeksuitkomsten

Tom Jefferson en Carl Heneghan, twee vooraanstaande deskundigen op het gebied van de evidence-based medicine (EBM), komen nu met de resultaten van de coronavaccin-onderzoeken in de zwangerschap. Deze twee deskundigen maken deel uit van de groep Trust the evidence in Oxford.

Jefferson en Henneghan vergeleken de productinformaties van het Pfizer-vaccin Comirnaty van het VK, de EU, Canada en de VS. Zij stelden vast dat de registratieautoriteiten de kat uit de boom keken. Vervolgens onderzochten ze de berichten van de National Health Service (NHS), de UK Health Security Agency (UKHSA) en de Centers for Disease Control and Prevention (CDC) om te bepalen of die de inhoud van de bijsluiter weerspiegelden. Deze bijsluiters dienen de essentiële informatie over medicijnen te bevatten die patiënten zouden moeten bereiken. Geen van deze organisaties kwam in actie en bleef op het hek zitten: “het is veilig om het vaccin in elk stadium van de zwangerschap toe te passen.”

In een persbericht van Pfizer dat dateert uit 2021 lezen we: “Zwangere vrouwen hebben een verhoogd risico op complicaties en het ontwikkelen van ernstige COVID-19, daarom is het van cruciaal belang dat we een vaccin ontwikkelen dat veilig en effectief is voor deze populatie. We zijn de vrijwilligers die zich inschrijven voor de studie en de onderzoekers ter plaatse die dit werk leiden zeer dankbaar.” Daarna volgde de aankondiging van de voorgenomen werving van 4000 vrouwen.

Pfizer publiceerde het protocol en het statistische analyseplan in het register van clinicaltrials.gov – en er volgde stilte. De resultaten verschenen vervolgens op 6 december 2024 zonder tamtam op clinicaltrials.gov.

Wat vertellen deze resultaten ons? Ten eerste is het gehele gegevensbestand in registerformaat, wat betekent dat het alle essentiële ontwerpelementen, weinig opmerkingen en veel tabellen bevat. Ten tweede waren de 4000 vrouwen gekrompen tot 726, waarvan “348 maternale deelnemers werden gerandomiseerd om behandeling te krijgen, en 335 baby’s waren geboren uit de maternale deelnemers.” Dus 174 vrouwen begonnen in elke onderzoeksgroep met Comirnaty of placebo en 161 en 159 voltooiden de studie met een tweede vaccinatie na 6 maanden follow-up.

De kleine aantallen zijn een groot probleem, maar als we naar het protocol kijken, is er slechter nieuws. Vrouwen werden alleen ingeschreven als ze 24 tot 34 weken zwanger waren in de fase III-studie of 27 tot 34 weken in fase II. Let op de verschuiving van drie weken naar de termijn tussen de twee fasen.

Dit betekent dat de fabrikanten de mogelijke teratogeniciteit of toxiciteit van het vaccin niet hebben getest op foetussen in de eerste 23 of 26 weken van de zwangerschap.

De richtlijn van de Amerikaanse registratieautoriteit FDA Guidance for Industry Pharmacokinetics in Pregnancy stelt dat ‘deelnemers aan de studie representatief moeten zijn voor een typische patiëntenpopulatie voor het te bestuderen medicijn, inclusief ras, etniciteit en trimester van de zwangerschap’. Het eerste trimester (de eerste twaalf weken van de zwangerschap) is essentieel om de mogelijke teratogene effecten of impact op miskramen te begrijpen.

De signalen in de gegevens voor aangeboren afwijkingen, relatief risico [RR] = 1,67 (95% BI, 0,62 tot 4,48, p = 0,31), bijwerkingen van speciaal belang, waaronder significante aangeboren afwijkingen en ontwikkelingsachterstand, RR = 2,5 (95% BI 0,34 tot 12,7, p = 0,27) en pre-eclampsie, RR = 2,02 (95% BI, 0,38 tot 10,90, p = 0,41) bereikten geen statistische significantie, omdat de steekproefomvang van de studie te klein was om een echt verschil te detecteren. De reden voor beëindiging van het onderzoek door Pfizer was ‘vanwege inschrijvingsproblemen voor een placebo-gecontroleerde studie als gevolg van universele aanbevelingen voor COVID-19-vaccinatie van zwangere vrouwen en de toegenomen wereldwijde beschikbaarheid van COVID-19-vaccins’.

We hebben weinig toe te voegen aan onze opmerkingen, behalve dat de onderzoeksopzet zich onderscheidt van andere Comirnaty-onderzoeken, want hoewel het stelt dat het voor gezonde deelnemers is, maakte de studie de opname van deelnemers met chronische stabiele HIV-, HCV- of HBV-infecties mogelijk die zijn gedefinieerd op pagina 133 van het protocol. Het pre-bestaan van een chronische infectie had de resultaten kunnen vertekenen, vooral gezien het kleine aantal deelnemers en het relatief hoge verlooppercentage.

We concluderen dat vrouwen in de vruchtbare leeftijd, vooral die in hun eerste trimester, niet mogen worden blootgesteld aan een van de bestanddelen van Comirnaty totdat een goed opgezette fase III-studie is uitgevoerd en het klinische onderzoeksrapport beschikbaar is gesteld.

 

Beschouwing

Bij het beoordelen van de werkzaamheid en bijwerkingen van vaccins spelen dus andere dan wetenschappelijke gegevens een grote rol. Dit is schadelijk voor de wetenschappelijke geneeskunde. Het is opnieuw een herhaling van zetten uit de Mexicaanse grieppandemie: overheden en overheidsadviesorganen zijn niet in staat te leren van fouten. Dit stelt niet gerust en wijst erop dat we wat dit betreft niet goed op weg zijn.

Het is zeer teleurstellend dat we opnieuw moeten constateren dat de overheid, de wetenschap en de organisaties die burgers moeten beschermen tegen slecht onderzochte medicijnen en vaccins, het wederom hebben laten afweten.

De communicatie hierover is omgeven met grote geheimzinnigheid. Er is zelfs geen begin van een excuus. De overheidsorganisaties zijn niet in staat de gezondheid van de burgers te waarborgen.

Bij het CBG is men zich daar wel van bewust. Communicatiedeskundigen passen de bekende truc toe, namelijk door het te overdekken met het tegendeel. De voorzitter van het CBG schreef recent in een column dat je met medicijnen geen spelletjes speelt. Maar dat is nu juist wel het verwijt aan deze registratieautoriteit. Het is tijd voor radicale hervormingen.

 

[1] Kachikis A, et al. Short-term Reactions Among Pregnant and Lactating Individuals in the First Wave of the COVID-19 Vaccine Rollout. JAMA Network Open. 2021;4(8):e2121310; Zauche LH, et al. Receipt of mRNA Covid-19 vaccines and risk of spontaneous abortion. N Engl J Med 2021;385:1533-5; Magnus MC, et al. Covid-19 Vaccination during Pregnancy and First-Trimester Miscarriage. N Engl J Med. 2021 Nov 18;385(21):2008-10; Kharbanda EO, et al. Spontaneous Abortion Following COVID-19 Vaccination During Pregnancy. JAMA. 2021 Oct 26;326(16):1629-31.

 

Over de auteur

Dick Bijl

Dick Bijl is oud-huisarts en epidemioloog. Hij is president van de International Society of Drug Bulletins en was jarenlang hoofdredacteur van het Geneesmiddelenbulletin, een tijdschrift dat onafhankelijk nieuwe farmaceutische producten evalueert voor artsen en apothekers. Bijl schreef meerdere boeken, zoals Het Pillenprobleem en Griep – prikken, slikken of heel voorzichtig niets doen?. Hij promoveerde in 2006 aan de Vrije Universiteit.