Interview

Mattias Desmet: ‘We moeten volharden in de deugd van het vrijmoedige spreken’

Professor in de klinische psychologie Mattias Desmet staat inmiddels genoegzaam bekend als coronascepticus. Na een massaal gelezen interview (een half miljoen views) waarin hij in de coronacrisis trekken van opkomend totalitarisme herkende, vielen hem zowel royale porties lof als misprijzen te beurt. Ik tref hem voor een vervolginterview over hoe angst en massavorming tot een totalitaire staatsvorm kunnen leiden, en over hoe een goed functionerende samenleving niet zonder het vrijmoedige spreken kan.

U ziet er vermoeid uit.

Dat zou kunnen. Mijn leven was voor de coronacrisis al druk, en nu is het nog drukker. Ik geef wellicht te veel interviews (lacht).

Zijn er gegevens dat omwille van de coronacrisis het psychisch lijden bij de bevolking groeit?

Deze gegevens ontbreken nog grotendeels omdat de instanties die ze leveren met sterke vertraging werken. Toch suggereren de indicatoren, zoals het aantal aanmeldingen bij psychologen, dat het psychisch lijden toeneemt. In feite is dit gezien de huidige maatschappelijke context wel logisch.

Waar de eerste lockdown nog als een welkome luwte in het veel te gehaaste leven ervaren werd, zien we nu dat het telewerken en de opgelegde sociale afstand meer en meer als frustratie opwekken. Het gebrek aan sociale contacten, op de werkvloer en elders, begint te wegen op de mentale beleving van veel mensen.

In eerdere tussenkomsten verdedigde u de theorie dat angst onder bepaalde omstandigheden tot massavorming kan leiden. In hoeverre leidt de coronacrisis, en de angst die ermee gepaard gaat, tot massavorming?

Sta me toe een nuancering aan te brengen, want ik heb het gevoel dat men mij hierover niet altijd goed begrepen heeft. Wat ik gezegd heb, is dat het coronavirus het angstlandschap, dat reeds bestond, hertekende. Er was dus voor de corona-uitbraak al veel angst en onbehagen in de samenleving aanwezig.

Het is goed om een paar zaken hier in een ruimer historisch perspectief te plaatsen. Er is altijd angst geweest, maar gedurende de laatste eeuwen werd de angst meer en meer losgekoppeld van voorstellingen. In de middeleeuwen was angst bijvoorbeeld gekoppeld  aan bepaalde angstobjecten zoals de feodale heerser, de hel, de eeuwige verdoemenis enzovoorts. Met de Verlichting werd het middeleeuwse mens- en wereldbeeld vervangen door een reductionistisch-wetenschappelijke ideologie. De angst op zich bleef, maar ze werd meer en meer losgekoppeld van haar klassieke voorstellingen en objecten. Zo ging de angst meer en meer onbestemd rondwaren in de mentale ervaring van de bevolking. Tegelijker zorgde die nieuwe ideologie en de erbij aansluitende industrialisering en mechanisering van de wereld voor een doorbreken van de sociale banden, voor ervaringen van zinloosheid, voor het verzwakken van de band met de natuur en voor veel onderliggende frustratie en agressie. De nieuwe ideologie produceerde steeds meer wat Hannah Arendt ‘sociaal geatomiseerde subjecten’ noemt.

Dit is een zeer bijzondere toestand in de samenleving. Want wanneer er op zo’n moment een verhaal langskomt dat een duidelijk angstobject (bv. coronavirus) aanduidt, en een strategie (bv. coronamaatregelen) naar voor schuift om ermee om te gaan, kan dit een enorme impact hebben op wat ik soms ‘het landschap van de angst’ noem. Het kan dat hele landschap herorganiseren, of hertekenen. De angst wordt massaal aan het nieuwe angstobject gekoppeld, en men klampt zich mentaal vast aan de strategie. Er wordt dan een soort heroïsche, gezamenlijke strijd gevoerd tegen het object van de angst. Op die manier ontstaat er ook een nieuwe sociale band en zinverlening, en kan men de frustratie en agressie afreageren op wie niet deelneemt aan de gezamenlijke strijd. Een sterk onaangename toestand wordt door massavorming dus omgekeerd in een soort symptomatische roes van verbondenheid en heroïek. Dat gevoel varieert natuurlijk, naargelang het proces van massavorming evolueert. De heroïek wordt niet altijd bewust gevoeld, de roes evenmin. Maar het proces leidt steevast tot sterke aandachtsvernauwing, waardoor men alleen nog opmerkt wat binnen het verhaal past dat tot massavorming leidt. Deze toestand is perfect vergelijkbaar met een toestand van hypnose. Dat is hoe ik de maatschappelijke reactie in het begin van de coronacrisis beschreef.

(Volg de nieuwsbrief van OverNu.)

Is angst een onontkoombare metgezel van de mens? Is hij permanent op zoek naar een manier om zich tegenover de ervaren angst te positioneren?

Absoluut, dat is het gevolg van de structuur van ons mentaal systeem. Van bij de geboorte probeert een kind een band aan te gaan met de Ander. Het fixeert het gelaat van de moeder, observeert het en imiteert het. Bij dit proces is één vraag alomtegenwoordig: Wat moet ik doen om door jou graag gezien te worden? Wat moet ik doen om iets te betekenen voor jou? Wat raakt je? Dezelfde vragen zullen later spelen in de relatie met de vader, de broers en zussen, schoolkameraadjes, leerkrachten, collega’s en alle andere ontmoetingen.

En dit is nu het punt: er bestaat geen eenduidig antwoord op die vragen. Meer zelfs: er kán nooit een eenduidig, definitief antwoord op bestaan. Dat komt door de structuur van onze taal. Elk woord heeft een ander woord nodig om zijn betekenis te bepalen. Zo komen we altijd een woord te kort om definitief zeker te zijn. Dat is trouwens wat de mens ten diepste onderscheidt van het dier: zijn constante confrontatie met onzekerheid, met een gebrek aan weten. De mens peinst en piekert, vraagt zich af wie hij is en moet zijn, filosofeert over de zin van het bestaan. Al die dingen zal je een dier niet zien doen. Ik zou daar veel dieper op kunnen ingaan, maar het komt hierop neer: We kunnen nooit zeker weten wie we moeten zijn voor de ander, en daarom is er altijd angst om te kort te schieten. Dit is onvermijdelijk!

Maar het varieert natuurlijk. Er zijn momenten dat we ons redelijk comfortabel bij, of aanvaard en zelfs graag gezien voelen door de ander. Maar het is nooit definitief. De vraag hoe we ons moeten verhouden tot de ander is steeds levendig en dat is goed, ze dwingt ons om te veranderen. Het kunnen dragen en aanvaarden van die fundamentele onzekerheid is het ultieme teken van maturiteit en menselijkheid bij de mens. Onder andere Lacan, twintigeeuwse Franse psychiater en psychoanalist, heeft dat op een meesterlijke manier beschreven, maar John Keats beschreef het in het begin van de negentiende bijvoorbeeld ook al zeer mooi waar hij het heeft over ‘the negative capacity’ die eigen is aan de mature mens.

Het is precies op het moment dat we menen absoluut zeker te zijn, en dat er geen twijfel meer in ons bestaat, dat we stoppen met te veranderen en de neiging hebben om anderen te ontmenselijken. Wanneer we denken definitief te weten wat het is om een goed mens te zijn, ontstaat de hardnekkige neiging om de ander onze visie opleggen. We kunnen niet langer toelaten dat de ander, anders is en ervaren de mening van de ander als storend, bedreigend en zelfs gevaarlijk. Bijgevolg moet ze zonder voorbehoud onderdrukt en gecensureerd worden. Ten diepste is het in deze psychologische tendens dat de ontmenselijkende kenmerken van het totalitarisme gegrond zijn.

Vindt een mens pas innerlijke rust wanneer hij het gevoel heeft aanvaard te worden?

Aanvankelijk worden we bijna volledig gegrepen door wat die ene specifieke andere – onze primaire zorgfiguur bijvoorbeeld – ons zegt. Onze opinie over hoe we moeten zijn, valt volledig samen met wat deze laatste vertelt. Nadien distilleren we uit talloze ontmoetingen met andere mensen geleidelijk aan een aantal basisprincipes waarvan we het gevoel hebben dat ze over het algemeen gelden als het erop aankomt ons van een plaats te voorzien in het verlangen van andere mensen. Zij dienen als een soort richtsnoeren voor ons handelen in het sociale leven, in de verhoudingen met andere mensen. Naarmate de basisprincipes duidelijker worden, vermindert onze afhankelijkheid van concrete anderen. Op die manier kunnen we onze eigen koers varen, zonder ons telkens te moeten aanpassen aan wat een ander van ons vraagt of verwacht. Zo ontwikkelen we psychische ruggengraat en persoonlijkheid..

Zodoende gebeurt het dat een enkeling, of een groepje mensen, het vermogen ontwikkelt om een lange tijd tegen het dictaat en de sociale druk van een grote groep in te gaan. Ze kunnen dan bijvoorbeeld trouw blijven aan hun basisprincipes en weigeren om in te stemmen met wat de grotere groep, of de samenleving, hen probeert op te dringen. En belangrijker: ze kunnen een andere stem laten klinken, die tegen de stem en het verhaal van de massa ingaan. Als niemand dit nog doet, of als te weinigen het doen, stelt de Franse filosoof Michel Foucault, kan een maatschappij niet blijven bestaan. Alle mensen die zich over massavorming gebogen hebben, kwamen tot de conclusie dat de massa om één of andere reden altijd destructief én zelfdestructief is. Er moet in de maatschappij dus een soort tegenkracht zijn, die vasthoudt aan fundamentele principes van menselijkheid als het verhaal van de massa die principes dreigt overboord te gooien.

Het vermogen om principieel te leven en te spreken, en niet mee te gaan in de opgelegde waan van de dag, is cruciaal.

Wellicht is het makkelijker om het principiële leven in de privésfeer na te streven, dan in het publieke domein?

Absoluut. Voor Foucault duidt dit vrijmoedige spreken, hij verwijst hiervoor naar het concept van parhessia uit de oud-Griekse cultuur, op de moed om in de publieke ruimte datgene te zeggen waarvan men het gevoel heeft dat het waar is, maar ingaat tegen het dominante verhaal. Naargelang een verhaal dominant wordt in een maatschappij, heeft het de neiging om zich meer en meer als dé waarheid op te dringen, en zo miskent, negeert, verdraait en verdrukt het altijd andere stemmen, en uiteindelijk ook belangrijke aspecten van het leven en de realiteit.

De oude Grieken beschouwden het vrijmoedige spreken als een cruciale burgerdeugd. Het is een vorm van waarheids-spreken die zich tegenover retoriek plaatst. De retoricus probeert de toehoorder van een verhaal te overtuigen waar hij zelf niet in gelooft; hij probeert de Ander om strategische redenen van iets te overtuigen, waarvan hij zelf weet dat het niet waar is. Wanneer men sommige vooraanstaande virologen in deze tijden bezig hoort, lijken ze wel les te geven in retoriek (lacht). We kunnen ermee lachen, maar het is eigenlijk ernstig. Wetenschap moet altijd een vorm van waarheidsspreken zijn, geen retoriek.

Foucault meldde decennia geleden al dat de parhessia uit onze maatschappij dreigde te verdwijnen, en waarschuwde dat dit plaats zou maken voor een versmachtende Pensée Unique. Dit is precies waar het woord totalitarisme in de eerste plaats op duidt, het oprijzen van de illusie dat één verhaal totaal juist is. En omdat men het verhaal, en de erin aanwezige logica, totaal juist acht, mag men zich ook alles permitteren om het verhaal te realiseren, zelfs over alle ethische grenzen heen gaan.

Die gevaarlijke tendens merken we volgens mij binnen het dominante coronaverhaal op: ‘Indien we het vollopen van de IC’s willen voorkomen, dan moeten we in lockdown gaan en de ganse maatschappij stilleggen, ouderen verbieden om hun kleinkinderen te zien, mogen we geen eerste hulp meer toedienen bij ongevallen, mogen vrouwen die net bevallen zijn hun pasgeboren baby niet meer vasthouden, mag er niet meer betoogd worden, mogen mensen zonder vaccin niet meer reizen, enz.’. Mocht iemand anderhalf jaar geleden een dergelijke redenering gepresenteerd hebben, men zou zich meewarig afgevraagd hebben hoe het met zijn mentale gezondheid gesteld was. Nu lijkt het voor velen een onwrikbare waarheid te zijn. ‘You can’t say A without saying B and C and so on, down to the end of the murderous alphabet’. Arendt zegt dat in haar boek over totalitarisme op  pagina 621. Ik ken het ondertussen al vanbuiten (lacht).

Wanneer men eenmaal het uitgangspunt van de logica heeft aanvaard, dan volgt al de rest er onvermijdelijk uit. Elk logisch tegenargument wordt systematisch uit het aandachtsveld verdrongen en ‘onschadelijk’ gemaakt en stap voor stap worden alle normale ethische grenzen overtreden. Zo’n soort logica maakt zich ongemerkt meester van een maatschappij, maar hij is potentieel extreem gevaarlijk. Dat heeft de geschiedenis heel helder getoond. ‘Als we het ultieme doel van de geschiedenis willen realiseren – de heerschappij van het proletariaat, het creëren van het superras – dan moeten we alle aristocraten en boeren elimineren, moeten we gehandicapten en Joden uitroeien.’ Mensen denken dat dit niet te vergelijken is met wat er nu gebeurt, maar tezelfdertijd vindt men het ‘logisch’ dat mensen die het coronavaccin weigeren nauwelijks nog aan het sociale leven zouden kunnen deelnemen, hun jobs kunnen verliezen. Dit toont opnieuw hoe sterk de psychologische processen zijn die in het spel zijn. Ik beschrijf dat trouwens allemaal uitgebreid in mijn laatste interview bij De Nieuwe Wereld.

In uw benadering, die in een aantal opzichten geïnspireerd is op Hannah Arendt haar visie, dat angst door massavorming in totalitarisme uitmondt, wees u op de aanwezige angst die reeds vóór de coronapandemie in onze samenleving rondwaarde. In hoeverre denkt u dat de overheidscommunicatie betreffende de coronapandemie nieuwe angst in de samenleving bracht?

Ik heb dat zelf eigenlijk nooit echt benadrukt, maar ondertussen is duidelijk dat dit wel gebeurd is. In Duitsland en het Verenigd Koninkrijk gaven experts toe dat ze de angst aanwakkerden bij de burgers om hen strikter de maatregelen te doen opvolgen. Sommigen bekenden met spijt dat hun optreden iets totalitairs en dystopisch had. In België was het wellicht niet echt anders. Viroloog Marc Van Ranst, bijvoorbeeld, zei onlangs in een artikel dat de Belgische experts de bevolking in de krokusvakantie van 2020 bewust ongerust maakten.

In feite wisten we dit al natuurlijk. We moeten het toejuichen dat experts dit beginnen toe te geven. Sommigen zeggen dat ze veel te ver zijn gegaan in hun handelswijze, en betuigen hun spijt. Dat is goed. Telkens er zich eerlijkheid en menselijkheid toont, moeten we daar erkentelijk voor zijn, en niet rancuneus reageren.

Toch kan het ook anders. De Zweedse overheid heeft van bij aanvang op een open manier over het coronavirus met haar bevolking gecommuniceerd. Ze vertelde hen wat ze er over wisten, en wat men als burger kon doen om zichzelf en anderen te beschermen. Tegelijkertijd legde ze veel verantwoordelijkheid en autonomie bij de burgers, zonder hen met dwangmiddelen, zoals zeer hoge boetes of al dan niet brutale politietussenkomsten, te corrigeren. Wat vertelt de keuze om angst te gebruiken over de wijze waarop de bestuurders de bevolking zien?

Dit duidt zonder meer op een ernstig probleem. Als bestuurder moet men altijd kiezen tussen twee manieren om met de bevolking om te gaan en samenlevingsproblemen aan te pakken: ofwel zet men in op macht en controle, ofwel op goede, menselijke verhoudingen met de bevolking. Bij dat laatste vertrekt men vanuit het geloof dat indien men op een ongedwongen, oprechte en open manier met elkaar spreekt, men een oplossing zal vinden waarbij de verschillende betrokken partijen het gevoel hebben dat er rekening gehouden wordt met hun problemen. Dan kan men erop vertrouwen dat de verschillende partijen eveneens bereid zullen zijn om rekening te houden met de overheid en de andere partijen.

In het andere geval vertrekt men vanuit het geloof dat het debat niet zal werken. In de praktijk komt het erop neer dat men dan zijn eigen visie en voorkeuren oplegt aan de maatschappij, via controle en macht. Men probeert te overtuigen dat het verkeerd zal aflopen als de bevolking, of een deel van de bevolking, niet volgt, men probeert, met andere woorden, de publieke opinie te controleren en te manipuleren. In sommige gevallen ontwikkelt zich dat tot de beruchte indoctrinatie en propaganda van totalitaire systemen, desnoods aangevuld met terreur,  om dissidente stemmen radicaal de mond te snoeren.

Soms moet een overheid macht gebruiken, soms moet ze zelfs angst aanjagen, we moeten hier niet te fanatiek en te naïef in zijn, maar het zou de uitzondering en niet de regel moeten zijn, het zou nooit de basis van een beleid mogen zijn. Kiest men resoluut voor het angstmodel, dan loopt men het risico om in wat Aristoteles in zijn Politica de tirannie van de meerderheid noemde af te glijden. Een democratie is niet louter een samenlevingsvorm waarin de meerderheid beslist; het is een samenlevingsvorm waarin de meerderheid beslist, maar aan minderheden altijd fundamentele rechten toekent, zoals vrije meningsuiting, zelfbeschikking, vrijheid van ideologie en levensovertuiging. Als dat niet het geval is, dan wordt de meerderheid een tiran.

Wat eenvoudig opzoekwerk volstaat om te constateren dat heel wat artsen, onderzoekers en professoren aan de meest prestigieuze universiteiten van de wereld het dominerende coronaverhaal (ontstaan virus, mortaliteitscijfer bv) en de genomen coronamaatregelen (mondmaskers, social distancing, lockdown, vaccinaties)  slechts gedeeltelijk of zelfs helemaal niet onderschrijven. Ze werken onder andere aan de Universiteit van Oxford, Harvard en Stanford. Op een ander moment zou men hun opinie met veel respect beluisteren en overwegen. Nu worden ze door de reguliere media, waarvan Peter Vandermeersch, journalist en oud-hoofdredacteur van De Standaard en NRC Handelsblad, onlangs zei dat ze te radicaal mee geweest zijn in de coronamaatregelen en dat hun geneeskundige kennis te beperkt is bijna unaniem als kwakzalvers, complotdenkers of simpele domoren weggezet. Beïnvloedt de handelswijze van de massamedia de massavorming, door de eenheid in de geledingen te willen bewaren?

Zonder massamedia, of andere goed ontwikkelde propagandamiddelen, is een totalitair regime niet mogelijk. Massavorming, en in haar verlengde totalitarisme, is radicaal intolerant ten aanzien van dissidente stemmen. Niet alleen omdat ze het eenheidsdenken doorbreken maar omdat ze de massa dreigen te confronteren met het initiële onbehagen. Zoals we daarnet al besproken hebben, is de massavorming een soort symptomatische remedie voor intens psychisch onbehagen en wie de massavorming ongedaan dreigt te maken, dreigt dat initiële onbehagen dus terug te brengen. Dat zorgt dat de tegenstem meestal sterke aversie en agressie opwekt.

De andersdenkende vormt tevens een ideale zondebok voor alles wat misgaat. De massa reageert al haar opgekropte frustratie en woede op de andersdenkende af. Gustave Le Bon, Franse arts, antropoloog, sociaalpsycholoog en socioloog uit de 19de en 20ste eeuw, beschrijft dat ze dit op een typische manier doet: ze begaat gruweldaden tegenover degenen die niet tot de massa behoren alsof het een heilige plicht is. Daar zijn nogal wat voorbeelden van te vinden, denk maar aan de kruistochten, of de Franse revolutie, eigenlijk vanuit elk tijdvak. Het is tevens logisch: de stem die de massavorming aan het wankelen brengt, brengt het sacrale groepsgevoel van de massa aan het wankelen, en bijgevolg is het een heilige plicht om die stem te bestrijden. Niet elke massa gaat echter over tot gruwel. Dat is ook belangrijk.

Wat evenzeer merkwaardig is: tegenover de radicale intolerantie voor de tegenstem staat een absolute tolerantie en verregaande vergevingsgezindheid en mildheid voor het eigen, dominante verhaal. De woordvoerders van de massa, de zogenaamde ‘menners’ van de massa, mogen zaken verkeerd voorstellen, moeten geen rekenschap afleggen, mogen in feite liegen, bedriegen en manipuleren omdat men aanneemt dat de dominante stem altijd ten voordele van het collectief spreekt. ‘Ze doen het uiteindelijk voor ons eigen welzijn’, is een dooddoener die in elke massa klinkt. Wat men daarbij vergeet, is dat niemand zeker kan zijn van wat goed is, en dat iedereen dus altijd voorzichtig zou moeten zijn en bepaalde fundamentele principes nooit zou mogen overboord gooien in het volgen van zijn overtuiging omtrent ‘wat het goede is’.

We zien dat het op dat punt toch wel serieus verkeerd gaat. In de praktijk trachten de overheid en de (sociale) media in hun communicatie aangaande de coronapandemie de illusie te wekken dat er binnen de wetenschappelijke wereld een consensus, een eenheidsdenken, betreffende het gevaar van het coronavirus en de noodzakelijke maatregelen om het te bestrijden, bestaat. Maar dat is onjuist. In België propageert zelfs de Orde van Geneesheren het eenheidsdenken door van de artsen te eisen dat ze hun protocol ten aanzien van corona onvoorwaardelijk uitvoeren1. Ze maakt artsen duidelijk dat degene die bijvoorbeeld twijfel durft te zaaien over de efficiëntie van het vaccin zware sancties, zelfs ontslag, riskeren. In Nederland kunnen artsen, die bepaalde medicijnen voor de behandeling van Covid voorschrijven, boetes tot 150.000 euro opgelegd krijgen. Om de schijnconsensus te versterken worden dissidente stemmen, onderzoekers en professoren, en hun onderzoeken, geridiculiseerd of gecensureerd.

Over het algemeen moeten we wel zeggen dat de genoemde repressie en censuur van de overheid, (sociale)media, orde van geneesheren en andere actoren, niet thuis horen in een democratie. Het zijn voorbeelden van het angstmodel. Ze kiezen voor een onderdrukkende machtsdynamiek in de ijdele hoop om het eenheidsdenken, en de sociale rust, te garanderen. Toch is dit een illusie.

Heeft u de indruk dat de academische wereld, waar het open debat de motor van vooruitgang hoort te zijn, eveneens in een Pensée Unique verzeild geraakte?

Hier moet ik genuanceerd antwoorden. Ikzelf bijvoorbeeld wordt door mijn universiteit expliciet het recht op vrije meningsuiting toegekend. Dat is in zekere zin niet meer dan normaal omdat het een basisrecht betreft, maar ik ben er toch ook oprecht erkentelijk voor. Als mensen je basisrechten respecteren, dan is dat al heel wat. Ik mag niet spreken in naam van de Universiteit Gent, maar dat vind ik eigenlijk geen probleem. Ik wil dat eigenlijk ook niet doen. Ik spreek in eigen naam, niet in naam van een instituut.

Maar er is wel aanzienlijke sociale druk op mij. Zo voelt het tenminste aan. En sommigen laten niet na om uiting te geven aan misprijzen en minachting. Die sociale druk is trouwens de reden waarom andere academici met een dissidente mening vaak zwijgen. Mocht men onderzoek voeren naar het percentage academici die tijdens de coronacrisis een kritisch geluid liet horen, dan zou men wellicht bij een zeer beperkt aandeel uitkomen. Sommige academici denken wel kritisch, maar durven niet kritisch te spreken! Nog anderen denken niet kritisch en gaan globaal mee in het dominante verhaal.

Is het aannemen van een verhaal onder (groeps)druk een soort copingmechanisme om zijn angst, om niet graag gezien te worden en door de anderen afgewezen te worden, te bezweren?

De mens is een wezen dat voortdurend worstelt met onzekerheid en verdeeldheid en als dusdanig voortdurend op zoek is naar zekerheid en eenduidigheid, naar verhalen die duidelijke verklaringen en oplossingen naar voor schuiven én liefst door iedereen gedeeld worden. Vaak beseft men dat die verhalen niet helemaal kloppen, maar men wendt de blik daar liever van af. Bij de coronacrisis zien we dit voortdurend. We moeten de overheid, experts en andere actoren zoals de farmaceutische industrie onvoorwaardelijk vertrouwen. Andersdenkenden bedreigen de duidelijkheid en eenheid waar men in crisissituaties naar smacht. ‘Wie anders denkt, is een gevaar’ – Stef Bos zingt het in één van zijn laatste liedjes.

Beïnvloedt het dominante verhaal de manier waarop wetenschappelijke gegevens geïnterpreteerd worden?

Natuurlijk. Cijfers worden geconstrueerd en geïnterpreteerd vanuit, en aan de hand van verhalen.  Heel wat artsen en onderzoekers twijfelen bijvoorbeeld aan de mortaliteitscijfers, die aanvankelijk  gebruikt werden als indicatie voor het gevaar van het virus. Volgens sommige artsen stierven heel wat mensen aan andere aandoeningen terwijl ze als coronadoden werden geregistreerd. Toch dringt dat niet door en lijken mensen niet echt in staat om de cijfers op die manier te relativeren.

Op dezelfde manier rapporteerde een Duitse longarts dat de mortaliteit van ernstig zieke covid patiënten op de IC met 50% daalde als men de agressieve beademingsmethoden niet meer toepaste. Aan wat stierven die mensen, aan het virus of aan de behandeling? Dat is een goede vraag. Maar ze wordt nauwelijks gesteld en je zal de cijfers en statistieken niet zien aangepast worden op basis van deze informatie. Dat toont ons de kracht van het dominante verhaal en de impact ervan op de cijfers.

Ontwikkelt de bevolking als een effect van de hevige angst voor het coronavirus, en de opgelegde maatregelen, nieuwe burgerdeugden? Zorgt het niet langer publiekelijk kunnen betwijfelen, zelfs met wetenschappelijk bewijs onder de arm, van de geleverde overheidsinformatie en de door haar genomen maatregelen, voor extreem volgzame en gehoorzame burgers? Loert het conformisme achter de hoek?

Dat gevaar bestaat zeker. Opnieuw raken we hier aan een kernkenmerk van het totalitarisme. In de totalitaire maatschappij cijfert het individu zich op een extreme manier weg voor het collectieve. Aan de ene kant wordt dit geëist door de totalitaire leiders, maar, interessanter vanuit psychologisch perspectief, is dat het ook spontaan ontstaat in een massa. Bij de uitbraak van de coronapandemie gebeurde dit bijzonder snel. Er kwam vanuit de burgers bijvoorbeeld een druk om de maatregelen onvoorwaardelijk te aanvaarden en te onderschrijven. Er rees dus inderdaad een nieuw soort ‘burgerzin’ op.

Degenen die de maatregelen betwijfelen of niet naleven werden daardoor soms verklikt en bij ordediensten aangegeven. En nóg interessanter is dat verklikken al voor de coronacrisis aan het toenemen was. De coronacrisis staat met andere woorden niet op zichzelf, hij past in een continu historisch proces. Dat proces leidt recht naar een maatschappij waarin de overheid zowat álles stuurt.

We moeten afwachten om te zien hoe dit zal evolueren. Tegelijkertijd mogen we niet vergeten dat het proberen beheersen van de coronapandemie een vorm van symptoombestrijding is. Een echte oplossing vinden, zal een andere, meer grondige aanpak vergen.

Hoe bedoelt u?

Het eenheidsdenken en de massavorming dienen als symptomatische oplossingen voor een veralgemeende angst. In feite moeten we een oplossing vinden voor de onderliggende maatschappelijke problemen die tot de disproportionele reactie van de coronacrisis hebben geleid. Hiervoor is een brede, kritische cultuur-historische analyse nodig van ons huidig mens- en wereldbeeld, het wereldbeeld van de Verlichting. Het gaat te ver om daar nu echt op in te gaan, maar het is op dat niveau dat de grondstroom van totalitarisme te situeren valt. In 1951 voorspelde Hannah Arendt dat de brede massa-vormende grondstroom, opgewekt door het mechanistisch-reductionistische denken, na de val van de Sovjet Unie, die ze toen al voorvoelde, niet voorgoed zou verdwijnen. Ze voorzag dat er opnieuw een totalitair regime zou oprijzen, een regime dat niet meer zou geleid worden door bendeleiders zoals Stalin of Hitler, maar door saaie technocraten en bureaucraten.

Kunt u een beeld schetsen van hoe zo’n totalitaire staat er kan uitzien?

Totalitarisme kenmerkt zich door een enorme greep van de overheid op de publieke ruimte én op de privéruimte. Het Chinese systeem waarbij men burgers op basis van hun gedrag al dan niet punten toekent, gaat sterk in die richting. Burgers met te weinig punten kunnen niet langer vrijelijk reizen, zien onderwijsbeurzen aan zich voorbijgaan en riskeren de toegang tot het uitgangsleven ontzegd te worden.

Een beleid met dergelijke kenmerken kan zeker naar hier overwaaien. Een digitaal coronapaspoort kan een grote stap in die richting zijn. In het VK waar sinds eind mei een dergelijk paspoort bestaat, stelde men vast dat de app die ermee verbonden is, veel meer gegevens verschafte dan dat iemand dan wel of niet gevaccineerd is. Zo kon men een hele reeks persoonlijke – (nummerplaat, werkgever, biometrische en genetische informatie, veroordelingen) en andere medische gegevens inkijken. En eigenlijk nog duidelijker, ik las op de VRT-website dat men een lokale digitale munt gaat invoeren waarmee men onder andere burgers gaat belonen die ‘sociaal wenselijk gedrag vertonen’. Ik weet zeker dat men dit met goede bedoelingen doet, maar ook goede bedoelingen kunnen gevaarlijk zijn en in ontmenselijking uitmonden.

Het toont aan dat de grenzen aan het vervagen zijn. Dat neemt niet weg: ik geloof dat er een groep zal kunnen blijven bestaan die niet meegaat in die tendens en die op die manier ook zal beletten  dat dit systeem zich volledig sluit. Maar het zal niet makkelijk zijn. We zullen sowieso nood hebben aan veel volharding in het beoefenen van de deugd van het vrijmoedige spreken.

 

Schrijf je in op de nieuwsbrief van OverNu. Afbeelding van S. Hermann & F. Richter via Pixabay

1De patholoog-anatoom dr. Yves Couvreur legde tegen deze gang van zaken klacht neer. U kunt zijn betoog (Franstalig) hier beluisteren

 

Over de auteur

Patrick Dewals - gastauteur

Patrick Dewals is politiek filosoof en auteur.