Overheid

Dankzij RIVM werden windturbines een gezondheidsprobleem

Geschreven door Willem Koert

Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek stonden er eind 2023 2557 windturbines op het vasteland van Nederland. In veel gevallen zijn die turbines gerealiseerd tegen de zin van bezorgde omwonenden. Ook als ze zich verenigden en samenwerkten met kritische artsen die hun zorgen onderschreven, haalden ze bakzeil. Het RIVM speelde daarbij een sleutelrol.

 

Een schoolvoorbeeld van zo’n verloren strijd zijn de pogingen van bewoners van Noord-Amsterdamse wijken zoals de Noorder IJplas om de komst van windturbines te verhinderen, die op enkele honderden meters afstand van hun woningen zouden moeten verrijzen. Aanvankelijk zouden dat er 17 moeten zijn, maar volgens het in februari 2025 verschenen Programma Windenergie Amsterdam 2030 gaat het om 4 tot 8 uit de kluiten gewassen turbines. Nu al produceren 28 Amsterdamse windmolens 75 MegaWatt aan energie, maar door nieuw te bouwen turbines moet dat toenemen tot 127 megaWatt.

De door progressieve partijen als GroenLinks, Partij van de Arbeid en D66 gedomineerde gemeenteraad van Amsterdam zette al jaren geleden zijn zinnen op een uitbreiding van het windturbinepark. In 2012 schreef de toenmalige GroenLinkse wethouder Maarten van Poelgeest in zijn Amsterdamse Windvisie dat er fors meer windmolens in het Amsterdamse havengebied en Noord-Amsterdam moesten komen.

In 2021 maakten bewoners en bezorgde artsen bezwaar tegen de plannen. Ze uitten onder meer de vrees dat het lawaai van de windturbines schade zou toebrengen aan de gezondheid van de omwonenden. Die bezorgdheid kwam niet uit de lucht vallen. Volgens de WHO kan continue blootstelling aan omgevingslawaai niet alleen gevoelens van irritatie, stress en slaapproblemen veroorzaken, maar op langere termijn ook de kans verhogen op hart- en vaatziekten, depressie, angststoornissen, cognitieve problemen en hormonale afwijkingen.

 

Voorgekookt

De gemeente Amsterdam reageerde daarop door een expertgroep in het leven te roepen die uit drie leden bestond. Deze Expertgroep Gezondheidseffecten Windturbines moest de gemeente vertellen of de zorgen terecht waren.

Een jaar later, in het vroege voorjaar van 2022, viel de expertgroep uit elkaar. Dick Bijl, die namens de bezorgde bewoners en artsen zitting had in de groep, stapte op. Hij was tot de conclusie gekomen dat er sprake was van “een vooropgezet plan” en een “voorgekookt traject”, aldus een blog die Bijl schreef voor Wynia’s Week. Al voordat de expertgroep van start was gegaan, stond al vast met welke conclusies de expertgroep zou moeten komen.

Bijl had bijvoorbeeld voorgesteld om via literatuuronderzoek de mogelijke effecten van windmolenlawaai op kinderen te bestuderen. Zijn voorstel werd genegeerd. Zijn bevindingen verschenen zelfs na 6 weken vergaderen niet in de notulen.

Die notulen werden overigens verzorgd door het bedrijf Andersson Elffers Felix (AEF). Daar werkte, sinds zijn vertrek uit de Amsterdamse gemeentepolitiek in 2014, Maarten van Poelgeest, als adviseur op het gebied van klimaat en energie. Als wethouder had Van Poelgeest geijverd voor een grote uitbreiding van het Amsterdamse windturbinepark.

Volgens de website van AEF heeft de gemeente Amsterdam meer dan eens van Poelgeest ingehuurd. Het is moeilijk voorstelbaar dat zo’n bureau volledig neutraal staat tegenover de mogelijke gezondheidsproblemen rond windturbines. Toch was AEF ook de taak toevertrouwd om de expertgroep te voorzien van relevante literatuur.

 

Studies lezen? Gaan we niet doen

Die taak vervulde AEF niet naar behoren, constateerde Bijl. Het bureau citeerde de literatuur verkeerd en wist bovendien in de literatuur het kaf niet van het schaarse koren te onderscheiden. Voorstellen van Bijl om de beschikbare studies te analyseren en te rangschikken op kwaliteit, haalden het niet. Hoewel het in het geval van de effecten van turbinelawaai op kinderen om slechts enkele tientallen studies ging, was zo’n exercitie volgens de voorzitter van de expertgroep ‘een doodlopende weg’. Die voorzitter was de emeritus-hoogleraar milieurecht Niels Koeman, die zich als lid van de Raad van State onder meer bezig heeft gehouden met klimaatvraagstukken en de CO2-heffing voor bedrijven.

Het voorstel viel ook bij de collega-expertgroepsleden in slechte aarde. De natuurkundige en gewezen RIVM-onderzoeker Frits van den Berg liet weten dat als de expertgroep studies ging lezen, het voor hem ‘niet meer hoefde’. Van den Berg heeft gewerkt bij het RIVM en onderzocht daar het verband tussen geluid en hinder. Na zijn vertrek liet hij zich via zijn éénmansbedrijf Mundonovo sound research als expert inhuren door lokale overheden inhuren om bezwaren van omwonenden van windturbineprojecten in gewenste banen te leiden.

In een interview met de NOS zei van den Berg dat hij ervan uitging dat er altijd wel mensen last van windturbineprojecten zouden hebben. “Je weegt altijd af wat aanvaardbare overlast is”, zei hij. “En waar die grens moet liggen, dat is niet aan de wetenschap, maar aan de politiek.” Die gelaten houding legde van den Berg ook in de expertgroep aan de dag. Toen het onderwerp van slaapproblemen bij kinderen die woonden in de buurt van windturbines ter sprake kwam, wist de natuurkundige te vertellen dat dit ‘wel aan de ouders zou liggen’.

Het derde lid van de expertgroep was evenmin te porren voor het zorgvuldig lezen van de beschikbare studies. Dat was misschien nuttig als het ging om medicijnen, maar medicijnen en windturbines waren natuurlijk niet hetzelfde. Dat expertgroepslid was Oscar Breugelmans, die net als van den Berg in het verleden bij het RIVM onderzoek deed naar de gezondheidseffecten van het lawaai van windturbines. Daarna werd hij adviseur Leefomgeving bij de GGD van Amsterdam.

In 2021 had Breugelmans nog op een webinar van GroenLinks en de PvdA een presentatie gegeven over de geluidsproblematiek van windturbines. De strekking daarvan was dat de Nederlandse regelgeving streng genoeg was om die te minimaliseren.

 

Valt uit elkaar

Toen puntje bij paaltje kwam, was er in de expertgroep maar één interpretatie van de wetenschap toegestaan – die van het RIVM. Dat bleek toen halverwege het project het kabinet de afstandsnormen voor windturbines veranderde en de focus van de groep daarop ging liggen. AEF maakte opnieuw een rapport en kopieerde daarin letterlijk documenten van het RIVM.

Nadat Bijl had geconcludeerd dat de expertgroep niet de mogelijkheid had om van een vooraf bepaald traject af te wijken, stapte hij op. ‘Een expertgroep die inhoudelijk niet kan of wil discussiëren is een wassen neus’. Het bedrijf dat de notulen schreef, had van de verschillen van mening binnen de groep zelfs niet willen vastleggen. In het eindrapport van de expertgroep refereert dan ook niets, op een verdwaalde zin na, aan de meningsverschillen binnen de groep. Voordat de expertgroep van start ging werd overigens toegezegd dat er binnen de groep ruimte voor minderheidsstandpunten zou zijn.

Het eindrapport wekt op het eerste gezicht de indruk dat de expertgroep zich heeft ingezet voor de gezondheid van de Amsterdammers die straks mogelijk op ca 350 meter van een windturbine zullen wonen. Volgens de richtlijnen van het RIVM mogen mensen wonen in een omgeving waar windturbines buiten hun huis een lawaai van maximaal 47 decibel veroorzaken. De expertgroep vindt dat die norm iets strenger mag – en zou kunnen zakken naar 45 decibel. “Experts: windmolens Amsterdam moeten aan strengere geluidsnormen voldoen”, kopte dagblad Parool.

Het eindrapport en de berichtgeving in de media wekten de indruk dat de expertgroep rekening heeft gehouden met de belangen van de omwonenden. Die indruk is niet correct. Het is om te beginnen nog maar de vraag of, als de windturbines eenmaal geplaatst zijn, de omwonenden niet meer lawaai moeten gaan verduren dan deze 47 of 45 decibel. De geplande turbines zijn groter dan de gemiddelde windturbines, maar de expertgroep is er van uit gegaan dat de te bouwen grote Amsterdamse turbines evenveel lawaai produceren als kleinere modellen.

Of dat klopt, is nog maar de vraag. Groepslid van den Berg vond deze informatie in de brochures van de producenten van windturbines. Bovendien was deze informatie niet openbaar en niet controleerbaar.

In de tweede plaats was het in de expertgroep niet mogelijk om de rapporten van RIVM in twijfel te trekken. De fact sheet van het RIVM, waarin het instituut de eindconclusies van de eigen analyses had samengevat, was in de expertgroep boven alle discussie verheven. Ten onrechte. Er is nogal wat aan te merken op het onderzoek waarop het RIVM zijn rapporten baseert – en op de manier waarop het RIVM dat onderzoek gebruikt.

 

Kritiek op de windturbinebijbel

In 2021 had Bijl voor WindWiki, een initiatief van kritische artsen die zich verdiepen in de gezondheidseffecten van windturbinelawaai, de RIVM-rapporten en fact sheets geanalyseerd. Uit zijn rapport bleek om te beginnen dat het RIVM sinds 2009 steeds makkelijker is gaan denken over windturbinelawaai.

In een rapport uit 2009 achtte het RIVM nog een geluidsbelasting van 40 decibel acceptabel, ook al zouden door het vasthouden aan die norm nog steeds 1500 Nederlanders ‘ernstige hinder’ door windturbines ondervinden. Het probleem met die norm was dat volgens het RIVM Nederlandse windturbines ongeveer 7.000 megaWatt aan stroom konden produceren. Voor een hogere productie waren meer turbines nodig – en daarvoor was geen plaats. Maar als de lawaainorm nu 45 decibel zou zijn, kon die energieproductie omhoog naar 25.000 megaWatt, aldus het RIVM.

In de rapporten die later verschenen, bleken mensen ineens minder last te hebben van windturbinelawaai dan de onderzoekers van het RIVM eerder hadden vastgesteld. In die latere rapporten stelde het RIVM, wellicht tot tevredenheid van links-liberale bestuurders die de energietransitie hoog in het vaandel hebben, dat omwonenden windmolenlawaai kunnen tolereren als dat onder de 47 decibel blijft.

In die recentere RIVM-rapporten verminderde de kwaliteit van de wetenschappelijke onderbouwing, constateerde Bijl. De auteurs namen steeds meer studies op waarop veel is aan te merken, maar kenden aan die studies desondanks veel waarde toe. Het ging dan bijvoorbeeld om onderzoek waarin omwonenden van windturbines volgens databanken niet meer slaapmiddelen of antidepressiva gebruikten dan bewoners in windmolenvrije gebieden.

Zulk onderzoek zegt natuurlijk weinig. Windturbines zijn niet de enige factoren die het gebruik van slaapmiddelen en antidepressiva in de hand kunnen werken. Veel van die studies waren bovendien betaald door de windenergiesector of door overheden die windenergie willen produceren.

Aan de andere kant schitterden veel kritische studies in de RIVM-analyses door afwezigheid. Het RIVM citeerde bijvoorbeeld een geruststellend onderzoek van de Australische overheid uit 2015, maar ging voorbij aan verklaringen van experts in het Australische parlement die haaks staan op de inhoud van dat rapport. Het RIVM liet onderzoek van de Canadese overheid, waaruit zou blijken dat windturbines geen gezondheidsrisico’s met zich meebrengen, zwaar wegen – terwijl dat onderzoek door zijn opzet nauwelijks iets over die risico’s kan zeggen. Een aantal Oost-Europese studies waarin windturbines wel degelijk gezondheidsschade veroorzaken was in geen velden of wegen in de RIVM-documenten te bekennen, terwijl positieve onderzoeksuitkomsten die het proces van peer review nog niet hadden doorlopen en alleen op symposia waren gepresenteerd wel waren meegenomen.

“Op basis van slecht wetenschappelijk onderzoek kunnen geen harde conclusies worden getrokken met betrekking tot de gezondheidseffecten van windturbinegeluid op mensen”, concludeerde Bijl. “De conclusie van het RIVM dat er geen aanwijzingen zijn voor gezondheidseffecten van windturbinegeluid moet daarom worden verworpen. Er is dringend behoefte aan goed wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd door onafhankelijke onderzoekers die geen belang hebben bij de uitkomsten daarvan.”

 

Doof

In een verbolgen reactie op Bijls rapport stak het RIVM zijn irritatie niet onder stoelen of banken. Op geen van de kritiekpunten ging het RIVM serieus in. In plaats daarvan opende het instituut de aanval op Bijl, die de RIVM-rapporten niet goed zou begrijpen. Het instituut nam Bijl onder meer kwalijk dat hij in het openbaar had gereageerd. Het RIVM had zijn windturbineonderzoek ook gepubliceerd in een wetenschappelijk tijdschrift – en wie daarop iets had aan te merken, kon ook een brief sturen naar dat tijdschrift.

Nadat diverse artsen en Bijl meerdere keren protest aantekenden en nogmaals expliciet uitlegden waar het RIVM steken liet vallen, veranderde het RIVM enige formuleringen in zijn fact sheet. Inhoudelijk hebben die echter niets om het lijf.

Ondertussen brengen beleidsmakers en overheden die windturbineparken willen realiseren de RIVM-documenten nog steeds als een wapen in stelling tegenover de tientallen lokale groepen die zich verzetten tegen de komst van nieuwe windturbines. In al die gevallen gebeurt zo ongeveer hetzelfde als wat in Amsterdam gebeurde. De zorgen en protesten, hoe zorgvuldig ook onderbouwd, worden gesmoord in een moeras van ‘expertgroepen’ of ‘klankbordgroepen’, aangestuurd door altijd maar dezelfde experts, organisaties en adviesbureaus. En altijd beroepen de experts van de overheid zich op het RIVM, dat zich door niets van zijn standpunt laat afbrengen en doof is voor elke vorm van kritiek.

Het artsencollectief achter WindWiki informeerde in de nazomer van 2024 het nieuwe kabinet en de Tweede Kamer over de manco’s in de windturbinedocumenten van het RIVM. Ondertussen dienden artsen en Bijl een klacht in – eerst bij het RIVM, later bij Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit – over de manier waarop het RIVM in zijn windturbinedocumenten de wetenschappelijke literatuur vertekent. Die procedures lopen nog.

 

Bang na WOO-verzoek

Ondertussen kregen de indieners van deze klachten het vermoeden dat een aangestelde vertrouwenspersoon bij de afhandeling van de klachtenprocedure onzorgvuldig te werk ging – en vertrouwelijke informatie met derde partijen heeft gedeeld. Ze dienden een WOO-verzoek in om stukken boven water te krijgen die duidelijk moesten maken of en hoe dat zou zijn gebeurd.

Het RIVM en het ministerie van VWS weigerden echter op dit verzoek in te gaan. Vrijgave van de gevraagde informatie zou een ‘gevaar voor het functioneren van de staat’ opleveren. Dat klinkt overdreven – en is dat waarschijnlijk ook. Waarschijnlijker is dat het RIVM gewoon bang is.

In de Tweede Kamer en in de regeringscoalitie groeien de zorgen over windturbines, die in Nederland dichter bij woningen worden gebouwd dan in omringende landen is toegestaan. Al in 2021 besloot een Franse rechter dat de beheerders van windturbinepark een ton aan schadevergoeding moesten uitkeren aan een echtpaar dat door windturbinelawaai gezondheidsschade had opgelopen. In de jaren daarna moest een aantal Franse windturbineparken sluiten. Weliswaar vooral omdat ze de natuur beschadigden, maar toch.

In Nederland is de wal het schip nog niet aan het keren. Het RIVM blijft vasthouden aan een norm zonder deugdelijke wetenschappelijke onderbouwing, die slechts dient om een aantoonbaar schadelijk overheidsbeleid te verantwoorden. Maar toch is de dag misschien niet ver meer dat ook in Nederland de inzichten zullen veranderen en windturbines moeten verdwijnen. De directe en indirecte gevolgen van zo’n kentering zullen ingrijpend en uiterst pijnlijk zijn voor de windturbinelobby. En dat geldt natuurlijk ook voor het RIVM.

 

Over de auteur

Willem Koert

Willem Koert is gedragswetenschapper, freelance wetenschapsjournalist en blogger. Hij bestudeerde de bodybuildingsubcultuur, de zwarte markt voor dopingmiddelen en de opkomst van nieuwe recreatieve drugs en dopingmiddelen. Zijn journalistieke producties over gezondheid, voeding, suppletie en beweging verschenen onder meer in de Volkskrant, de Gezondgids en Men’s Health.